246 17 december 1964 congres van de P.v.d.A., adhaesie te betuigen. Ook spreker heeft geen aanleiding om onmiddellijk aan de brief van burgemeester en wethouders van Utingeradeel adhaesie te betuigen, want deze betreft een van de vele gevallen die afgestemd zijn op de financiële toestand van een bepaalde gemeente, terwijl de resolutie van de P.v.d.A. aangenomen is op een poli- tiek congres. Spreker kan zich voorstellen dat de raad zich daarbij niet zou aansluiten. Toch zijn er redenen om aan deze brief en resolutie niet luchthartig voorbij te gaan. In beide worden financiële zaken aan de orde gesteld waarbij alle gemeenten ten nauwste betrokken zijn, al mag dat dan voor Heemstede op het ogenblik nog niet gelden, maar in de toekomst toch zeker wel. Het komt in het kort hierop neer, dat zowel in de brief als in de resolutie er op wordt gewezen, dat de regering heel veel zaken op de schouders van de gemeenten legt denk maar aan verkeer, wegen, volksgezondheid, cultuur en dat de regering, naar de opvatting van vele gemeentebesturen tekort schiet in haar taak om de gemeenten daarvoor voldoende middelen te doen toevloeien. Er zijn twee mogelijk- heden om dit te ondervangen. Of men moet het voorzieningsgebied van de gemeente inkrimpen of de plaatselijke belastingen en tarieven tot een exorbitante hoogte opvoeren. Het is een politieke zaak hoe men daarover wil denken, maar sprekers fractie is van mening, dat de raad toch ook wel van zijn verontrusting kan doen blijken. Spreker zou het op prijs stel- len als zowel het college als de raad zich hierover zouden uitspreken. Het is helemaal niet de bedoeling om een breed debat over deze zaak te hou- den. De ter kennis te brengen motie is trouwens zeer sober gehouden. Zij heeft slechts ten doel aan de regering te doen blijken, in dit geval dan aan de ministers van binnenlandse zaken en van financiën, dat er aanleiding is om de uitkeringen uit het gemeentefonds te verhogen. Sprekers fractie heeft in het hoofd een dergelijke motie in te dienen. De heer Butgers zegt, dat in de resolutie van het congres van de P.v.d.A. speciaal de aandacht wordt gevestigd op een amendement ingediend door tweede kamerleden op het wetsontwerp inzake de begroting van inkomsten en uitgaven van het gemeentefonds voor het dienstjaar 1965, een amende- ment dat verhoging van de uitkering aan de gemeenten beoogde. Dat amendement is door de regeringspartijen, de KVP, de AR, de C.H.U. en de V.V.D niet gesteund en wel op grond dat van de zijde van de minister van financiën is toegezegd, dat hij zal bevorderen, dat tijdig vöör de begroting 1966, de wettelijke regelingen en de wettelijke uitkeringen van de wet financiële verhouding enz., aan een nader onderzoek zullen worden onderworpen en dat het resultaat daarvan tijdig aan de Kamer zal worden medegedeeld. Er is dus overleg geweest tussen Kamer en minister. De Kamer heeft genoegen genomen met wat de minister dienaangaande heeft geantwoord. Spreker vindt het daarom onjuist, dat de raad zich zou gaan mengen in de zaken van de Kamer. Spreker zal het voorstel van de heer Verkouw bepaald niet steunen. De voorzitter vraagt of de heer Verkouw in hetgeen de heer Rutgers naar voren heeft gebracht aanleiding vindt van zijn voornemen tot het indienen van een motie af te zien. De heer Verkouw is blij dat hij het standpunt van de heer Rutgers en de zijnen heeft mogen vernemen. Spreker dacht, dat ondanks het feit dat deze zaak in de Kamer aan de orde is geweest en waar in eerste instantie, met uitzondering van de V.V.D., alle partijen in vrij duidelijke bewoor- dingen hun verontrusting hebben uitgesproken over het tekort doen van de gemeenten, het een winstpunt zou kunnen zijn wanneer talloze gemeen- ten in een niet in overdreven toon gestelde motie, deze zaak nog eens onder de aandacht van de regering zouden brengen. Maar nog eens, spre- ker wil er geen discussie over openen. Uit het feit dat door de andere

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1964 | | pagina 2