17 december 1964 275 geweest. Ik wil er op wijzen, dat deze nota tot stand is gekomen in een debat dat zo nu en dan nogal pittig was. Een paar van de toen gebezigde uitdrukkingen zijn in deze nota terecht gekomen. Of dat op zichzelf hele- maal juist is weet ik niet, maar in elk geval deze nota ligt zo voor ons. Over het algemeen ben ik van oordeel, dat er nog heel wat mensen in Heemstede wonen die veel liever dichter bij hun werk zouden wonen. Laten we niet stellen dat al die forensen, en ik denk hierbij speciaal aan de werknemers, zo graag op en neer reizen. Er zijn onder hen zeer velen die net zo lief aan de duinrand in Velsen zouden wonen omdat ze daar werken en waar ze ook zeer goed en zeer behoorlijk kunnen wonen, zodat ze dagelijks een uur per nacht langer zouden kunnen slapen, wat een genoegen schijnt te zijn, een genoegen dat ik mij niet meer kan herinne- ren. Dit geldt niet alleen voor deze groepering. Uit alle groeperingen van de bevolking gaan mensen naar de rimboe, anderen naar verre landen, weer anderen naar zee en nog weer anderen wensen in de nabijheid van hun werk te wonen. Dat men op zichzelf stelt, dat er nog zeer vele mensen de gemeente zullen verlaten in de hoop dat zij later rijkbelaân naar Heem- stede kunnen terugkeren, vind ik één van de gedachten en één van de facetten van dit vraagstuk, die ik rustig bij de beschouwingen wil inlassen en ingelast laten. Het is niet het enige argument, maar het is 'n argument waartegen m.i. niet zo heel veel valt aan te voeren. De vraag is gesteld of voor de komende woningbouw de benodigde grond tijdig bouwrijp zal zijn. Het college heeft een redelijk vertrouwen dat dit het geval zal zijn, hoewel burgemeester en wethouders niet zonder zorg zijn in deze. Terecht heeft de heer Verkouw gezegd, dat ten aanzien van de uitbreidingsplannen nog heel wat moet gebeuren. Burgemeester en wet- houders zijn dus niet zonder zorg, maar wel van goede hoop vervuld. Wat betreft de vragen over het dempen van de Blekersvaart heeft het college zich in de beantwoording daarvan niet laten leiden door het ada- gium van sommige verdaehten, dat door bekennen nog niemand is vrij- gesproken. Op zichzelf een vrij juist woord. Maar ik meen dat het eollege hier niet zo fout is geweest. Eenmaal een groot winkelbedrijf aanvaard hebbende, dat bevoorraad moet worden en logisch aan de achterzijde, aan- vaardt men tevens een goede outillage om die bevoorrading te kunnen doen plaats vinden. Nu kan men wel zeggen dat dat had moeten gebeuren op een betonnen plaat aangebracht boven de Blekersvaart, van 40 of 50 meter lang en verwacht u dan vooral geen waterpoort la Sneek met een mooi doorzicht want dat zou dan een lage betonnen plaat zijn geworden met wat drabbig water er onder. Het college heeft geen ogen- blik gedacht dat de raad een dam met duiker zou gaan uitleggen als een begin van demping van de Blekersvaart, en hierdoor het bewijs geleverd is, dat bij het college reeds de gedachte zou bestaan dat deze vaart moet worden gedempt. Een dergelijk besluit bestaat helemaal niet. Wel bestaat de gedachte, dat het uitbreidingsplan Blekersvaart deze zaak zal moeten oplossen. Als men dus zo'n gebouw toelaat, moet het ook bereikbaar zijn en burgemeester en wethouders meenden dat een dam met duiker toch wel de meest efficiënte wijze is waarop dit kon gebeuren. De heer Enschedé voelt er voor om voor de verschillende door de over- heid verriehte diensten de kostende prijs in rekening te brengen. Er zit een groot element van juistheid in deze gedachte, maar ik geioof toch niet dat deze helemaal opgaat. Het wil mij voorkomen, dat de overheid, spe- ciaal met betrekking tot b.v. de volksgezondheid, een taak heeft, waarvan de kosten niet zonder meer op de betrokkenen kunnen worden verhaald. Als ik b.v. aan de vuilverwijdering denk, dan zou ik geen berekening wil- len opstellen van de kosten van de belt noch van de algemene kosten, om die dan op de inwoners te verhalen. Ik meen dat dit niet moet, hoewel een redelijke vergoeding voor dit alles zeer zeker juist en op zijn plaats is. Zeer getroffen ben ik door de opmerkingen van de heer Enschedé over

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1964 | | pagina 31