276
17 december 1964
de woningbouw, waarbij hij naar mijn mening terecht twee begrippen
onderscheiden heeft en weer samengevoegd n.l. de woningnood en de
woningbehoefte en daaraan een derde element heeft toegevoegd, n.l. dat
de woningen 50 jaar aantrekkelijk moeten blijven voor bewoning. Hier
hebben we al een paar facetten welke straks bij de vaststelling van de
uitbreidingsplannen in het oog moeten worden gehouden. De woningnood
lijkt bepaald te worden door hen die willen gaan trouwen en die uiteraard
goedkope woningen nodig hebben. Maar daarnaast staat de woningbehoef-
te van hen die al woonruimte hebben. Zij schreeuwen al minder omdat zij
reeds een dak boven hun hoofd hebben. Er komen kinderen en dan wil men
een groter huis hebben, of het gaat financieel wat beter en dan wil men
een mooier huis hebben, maar deze gevallen kunnen niet direct worden
begrepen onder het begrip woningnood. Toch zal, als woningen worden
gebouwd met deze gang van zaken ook rekening moeten worden gehouden.
Dat alles kan ook tot nood leiden. Men moet dit begrip niet te eng nemen
en het lijkt mij kortzichtig om eerst alleen de woningnood voor de als
woningzoekenden ingeschrevenen op te lossen, want daarnaast bestaat
°°k nog een heel grote woningbehoefte, zo niet woningnood. Ik ben daarom
blij, dat de heer Enschedé deze zijde van de zaak heeft belicht.
Dan heeft de heer Enschedé er nog op gewezen ik heb dat het vorig
jaar ook al naar voren gebracht dat de curveprijs voor de bouw van
woningwetwoningen aangepast dient te worden aan allerlei verdere voor-
zieningen die in de woningwetwoningen worden aangebracht. Het is goed
dat men de zaak in de hand wil houden, maar laat men dan zeggen dat, als
men een centrale verwarming wil aanleggen, de bouw een bepaald bedrag
meer mag kosten enz. en als de gemeente de gelden daarvoor over heeft,
zij deze dan mag besteden. Het wil mij altijd nog voorkomen, dat er te
weinig soelaas wordt geboden om nu eens betere woningen te bouwen."
Wethouder Bekker zegt met betrekking tot zijn portefeuille geen op-
merkingen te hebben gehoord die om beantwoording vragen.
Wethouder mevr. Van der Meulen zegt: „De heer Verhoeven heeft bij
monde van de heer Van der Hulst gesignaleerd, dat in de begroting wel
rekening is gehouden met de gevolgen van de Algemene Bijstandwet,
maar dat de daarvoor te verwachten compensatie door verhoging van de
uitkering uit het gemeentefonds, niet is geraamd. Ik betreur het dat dat
niet mogelijk was. Toen de begroting werd opgemaakt was hierover nog
niets bekend en nu, dus nog maar een kleine 14 dagen voordat de Alge-
mene Bijstandwet in werking treedt, is er nog precies evenveel over
bekend. Het was dus heel erg moeilijk hierover iets in de begroting op te
nemen. Wel is het zeer duidelijk, dat er veel grotere uitgaven voor de
sociale zorg zullen zijn. Neem alleen maar de verhoging van de pension-
prijzen van de verpleeghuizen en het grotere aantal gesteunden waarvoor
geen verhaal meer op verwanten kan worden toegepast. De nieuwe Bij-
standwet brengt grote veranderingen, die zeer ten gunste van onze gehele
bevolking zullen werken.
De heer Enschedé heeft er op gewezen, dat de Bijstandwet veel van de
ambtenaren van het bureau van sociale zaken zal vergen en dat er zeer
veel wijsheid nodig zal zijn om dit alles in goede banen te leiden. Ik ben
dat met de heer Enschedé eens. Wij hebben echter het geluk dat het
bureau van sociale zaken een buitengewoon goed bemand schip is. De
ambtenaren daarvan hebben jarenlange ervaring, veel mensenkennis, ter-
wijl zij theoretisch zeer goed geschoold zijn. Ik hoop dat ook het verwijzen
in die gevallen waar meer dan financiële bijstand alleen nodig is, hetgeen
de heer Enschedé blijkbaar zeer ter harte gaat, inderdaad ook goed uit-
gevoerd zal kunnen worden. Het moet mij echter wel van het hart, dat het
buitengewoon jammer is, dat niet tegelijk met de Bijstandwet ook de wet
op het maatschappelijk werk in werking is getreden. Die wet ligt nog