17 december 1964
279
woord van burgemeester en wethouders op hetgeen vandaag over die nota
is gezegd. Wij hebben ons gerealiseerd dat dit niet een plan is waarop wij
ons vastleggen, maar dat de werken naar prioriteit en rekening houdende
met de financiële mogelijkheden, aan de orde zullen worden gesteld. Als
we het zo zien, geloof ik dat we rustig met het meerjarenplan akkoord
kunnen gaan. We weten nu wat ons te doen staat en dat is niet zo weinig.
Wij vertrouwen dat in de toekomst bij de kredietaanvragen voor al deze
werken, tevens wei een financiële mogelijkheid zai worden gevonden.
De wethouder van openbare werken heeft gezegd dat hij meent ,dat de
Blekersvaart niet gedempt is en dat het leggen van een dam met duiker
geen dempen is. Laat ik daar op het ogenblik maar niet verder op ingaan,
want er zijn al verschillende vragen over gesteld. Ik geloof dat er morgen
n°g wel tijd zal zijn daarover het een en ander te zeggen. Ik heb in de
commissie voor openbare werken al gezegd, dat ik een motie van afkeu-
ring in mijn zak heb, maar die houd ik dus voorlopig in mijn zak.
In een vorige vergadering heb ik al eens gezegd, dat de woningnood niet
aileen kan worden opgeheven door het bouwen van woningen maar dat
°°k de doorstroming daarbij een belangrijke rol speelt. Daaruit volgt, dat
een meer variabele bouw aan de orde zal moeten komen om die door-
stroming mogelijk te maken. Waar in de nota inzake de woningbouw
wordt gesproken over de woonplaats van de werkforensen, werknemers
zijnde, zijn wij het eens met het daaromtrent ingenomen standpunt van
de minderheid van het college. De meerderheid van het college meent, dat
de arbeiders het beste kunnen gaan wonen in de gemeente waar zij wer-
ken en indien ze eenmaal in betere doen zijn gekomen, want daar komt
het op neer, dan maar weer moeten proberen naar Heemstede terug te
keren. Als we bij de laatste loonontwikkeling zien, dat het loon sleehts
met een paar procent en met een cijfer achter de komma omhoog gaat,
dan is de tijd nog heel ver dat vele werknemers in betere doen zuiien zijn
gekomen. Ik ben het met de minderheid van het college volkomen eens,
dat de gewone man die minder met aardse goederen is gezegend maar wel
zijn arbeid inbrengt, hetgeen toch ook een belangrijke factor vormt voor
de samenleving, dâär moet kunnen wonen waar hij graag wii wonen. Of
hij, wonende in de werkgemeente, wat langer kan slapen, is geen factor
die een rol speelt. Ik heb hier even op ingehaakt omdat deze kwestie mij
na aan het hart iigt. Mede in verband met het feit dat ik nogal kennis heb
van de woningnood die er bestaat, heb ik dit onderdeel van de nota er even
uitgelicht. Wij komen er morgen nog wel op terug."
De heer Rutgers zegt: ,,Ik verheug mij vanavond wederom over het
feit, dat wij de algemene beschouwingen mochten houden. Ik verheug mij
ook over de wijze waarop mijn medefractievoorzitters deze beschouwingen
hebben gehouden en tevens over de wijze waarop het college op de ver-
schillende beschouwingen is ingegaan. Het heeft mij prettig gestemd dat
ik de heer Verhoeven, thans bij monde van de heer Van der Hulst, toch
nog heb mogen beluisteren. Ik heb al gezegd, wij hebben ieder ons eigen
geluid en het is vanzelfsprekend dat de heer Verhoeven dan op een alge-
meen financieel aspect terugkomt. Ik wil niet zeggen dat ik het allemaal
begrijp wat hij betoogt, want de materie is moeilijk, maar ik ben toch
biij ieder jaar weer te mogen horen hoe hij over de financiële toestand
denkt, omdat deze ieder jaar anders is.
De heer Verkouw acht zich ieder jaar verplicht, ik heb ook al gezegd
dat dat heel goed is, de algemene poiitiek even op te halen. De heer Ver-
kouw is er een meester in om met de grootste beminnelijkheid de meest
onaangename dingen te zeggen en om met de grootste serieusheid die
naar deskundigheid zweemt, de grootste onjuistheden te debiteren. Ik
weet dat de heer Verkouw na mij het woord krijgt en daarom zal ik hier
niet diep op ingaan, want ik vind het altijd onbillijk verdeeld dat de heer