280
17 december 1964
Verkouw, als een van de laatste sprekers die het woord krijgt, dan weer
een lik terug kan geven. Natuurlijk hoop ik niet, dat het, politiek gespro-
ken, ooit anders zal worden.
Wanneer de regering aan de ene kant de belastingen verlaagt maar
aan de andere kant de gemeenten de kans geeft een eigen belastinggebied
te scheppen, dan mag men toch wel vragen hoeveel men aan belasting
minder gaat betalen en hoeveel daartegenover de belastingverhoging van
de gemeente zal bedragen. Als men hier serieus over wil praten moet men
deze cijfers naast elkaar leggen. Ik ben er van overtuigd, dat de belas-
tingverlaging waarop wij al zo lang hoopten en die thans ook komt, toch
wel reëel zal zijn. Ik voel mij dan ook bijzonder wel onder deze regering
al zou ik het op prijs stellen als we een homogeen liberaal kabinet zouden
hebben. Maar ja, men moet nu eenmaal met compromissen werken.
Voor mij is de houding van de P.v.d.A. tegenover de verkoop van de
woningwetwoningen aan bewoners een toetssteen voor de waarde van deze
partij. Welnu: de P.v.d.A. zakt, omdat zij niet waarlijk op alle gebieden
de belangen nastreeft van hen wier belangen men zegt na te streven. Men
streeft hun belangen alleen na, indien deze hetzij kunnen worden behar-
tigd vanuit de overheid met machtsbundeling hetzij vanuit de machts-
bundeling der vakcentralen. Dat is bijzonder ernstig; we kunnen daar
morgen nog wel nader over praten, maar ik wil nu al wel zeggen, dat het
mij van de P.v.d.A. bijzonder tegenvalt dat zij er niet aan wil meewerken,
terwijl het kan, om de minderbedeelden aan een eigen woning te helpen.
Want het is niet juist om te zeggen dat, wanneer deze woningen aan de
bewoners worden verkocht, zij ten dele ten goede komen aan mensen die
niet in die huizen behoren te wonen en er dan na koop in zullen blijven
wonen. De heer Verkouw moet mij dan eens vertellen hoe dit soort mensen
in deze situatie er dan wel uit te krijgen is."
De heer Brandsma: ,,Kent u de voorwaarden voor de verkoop van die
woningen?"
De heer Rutgers: ,,Ja, die ken ik. Die zijn heel geschikt. Daarmede kan
men heel goed zorgen dat de juiste bewoners de eigendom van deze
woningwetwoningen krijgen.
De heer Enschedé heeft naar mijn idee bijzonder waardevolle dingen
gezegd. Hij heeft de zaak nu anders aangepakt. Hij wandelt niet alleen
de gehele gemeente door, maar nu wandelt hij ook de hoofdstukken van
de begroting door.
De heer Enschedé heeft o.a. gewezen op de ruime accomodatie van het
politiebureau. Ik kan wel aankondigen dat dit ook meer geld zal gaan
kosten, want ongetwijfeld zal men trachten, evenals dat in het bureau van
Bloemendaal gebeurt, mensen, waarvoor in het huis van bewaring geen
plaats is, in ons politiebureau te huisvesten en die mogen we dan nog te
eten geven ook. Ik hoop dat de vergoeding daarvoor kostendekkend zal
zijn want anders kost het heel veel, hoewel het een bijzondere bijdrage
voor onze middenstand kan vormen. Toen ik laatst in het Bloemendaalse
politiebureau was, kwamen mij de meest verrukkelijke geuren tegemoet
welke afkomstig waren van het eten van de gedetineerden, geleverd door
het Roomhuis. Tot mijn verdriet was ik daar ex officio en moest ik weg-
gaan zonder dat eten te hebben mogen nuttigen.
Ik heb een lans gebroken om bij de algemene beschouwingen ook de
algemene financiële situatie, de algemene plaats en positie der gemeenten
en de politieke situatie te kunnen bespreken. Ik ben het apert niet met de
voorzitter eens als hij zegt, dat het beter is dat de politiek, in de goede
zin van het woord, er buiten wordt gelaten en dat alleen het belang van
de gemeente in het oog moet worden gehouden."
De voorzitter: ,,Dit zou zo moeten zijn."