282 17 deeember 1964 meerjarenplan aan de raad voorleggen, daarover te zwijgen of te zeggen dat het een mooi plan is, en wanneer burgemeester en wethouders dan t.z.t. met een financieringsplan voor de uitbreiding van het raadhuis ko- men, het plan af te wimpelen. Nu het meerjarenplan eenmaal ter tafel ligt zijn wij verplicht te zeggen, dat we dat duchtig zullen bekijken. Wan- neer burgemeester en wethouders de middelen voor financiering daarvan kunnen vinden en dat op een wijze die de raad zint, daarbij in het oog houdende eventueel noodzakelijke belastingverhoging, dan zullen burge- meester en wethouders onze stem wel krijgen, maar ik kondig nu al aan, dat het college op dit punt te maken heeft met een consciëntieuze raad althans een consciëntieuze fractie van de V.V.D., die zal afwegen of belas- tingverhoging voor raadhuisbouw verantwoord is. Ik ga nu aan het punt reserve voorbij. De wethouder van financiën heeft het vorig jaar gezegd, dat hij een reserve noodzakelijk acht maar nu zegt hij, dat hij tussen twee dingen heeft moeten kiezen. Ik geloof dat de wet- houder dat ten onrechte zegt. Hij moet als wethouder van financiën reser- vering: voorstaan, gezien wat wij in het verleden hebben meegemaakt n.l., dat wij enige jaren het hoofd boven water hebben kunnen houden en niet afhankelijk zijn geworden van hogere instanties en daardoor onze vrijheid konden behouden, omdat wij een reserve hadden waaruit wij konden put- ten toen het slecht ging. Ik hoop dat de wethouder van financiën terugvalt op hetgeen hij in vorige jaren met betrekking tot de reserve als juist zag. De wethouder van openbare werken heeft nog gesproken over de woningbouwcorporaties en hun zelfwerkzaamheid. Ik dacht dat vroeger de woningbouwcorporaties veel zelfstandiger optraden dan tegenwoordig en ook veel meer leden hadden die meedachten over wat en hoe zou worden gebouwd. Ik vind dat op zichzelf een groot goed. Ik begrijp dat er nog moeilijkheden zijn, maar ik zou toch willen vragen ook hier de burgerzin in de gaten te houden. We moeten ook hierbij de burgerij zoveel mogelijk inschakelen. Over burgerzin sprekende meen ik, dat de burgemeester in deze raads- zaal, die tevens als trouwzaal dient, wel een ontvangst kan bereiden aan jonge kiesgerechtigden en van nieuwe ingezetenen. De voorzitter weet dat dit een wens is die wij al eens eerder hebben geuit en waarop wij van het college nog geen weerklank hebben gevonden. Welaan we houden maar weer vol. Voor het uitgeven van een blaadje in de geest van het gemeente- blad van Zandvoort ben ik niet erg geporteerd maar er zijn nog wel andere mogelijkheden om de burgerzin te bevorderen. Het is erg belangrijk om iets aan burgerzin te doen. De heer Enschedé heeft terecht gezegd, dat er van de zijde van de burgerij zo weinig belangstelling voor ons werk bestaat. De publieke tribune is op een avond als deze wat beter gevuld, misschien ook wel omdat vanavond voor het eerst de Rem is uitgevallen, maar dat is dan zeer incidenteel en ik vrees dat de betere bezetting van de tribune niet van blijvende aard zal zijn, want eens zal er wel weer een goede t.v.-zender komen." De heer Verkouw zegt: „Het is mij een bijzonder groot genoegen, dat ik kan beginnen met op te merken, dat ik het met de heer Rutgers over één punt eens kan zijn. Ik hoop dat dat hem aangenaam in de oren zal klinken, want ook ik meen dat wij allen onze eigen wijze van zeggen hebben. De heer Rutgers ook. Als ik hem, toen het over de rentabiliteit van grondaankopen ging, bij wijze van interruptie hoor zeggen „denk maar aan de grondverkoop aan het Christelijk Lyceum", dan weet ik niet hoe dergelijke opmerkingen bedoeld zijn, temeer waar hij aan het besluit tot die verkoop zijn stem heeft gegeven. Waarmee ik maar zeggen wil, dat ieder dus zijn eigen wijze van zeggen heeft en ik hoop op mijn eigen wijze daarmee door te gaan. Ik ben het niet eens met de opmerking van de voorzitter dat de politiek

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1964 | | pagina 38