252
17 december 1964
mag, al opper ik de veronderstelling, dat gemeenten, die in het nauw zit-
ten, daar misschien toch wel raad mee weten, maar waarom horen wij niet
wat burgemeester en wethouders er zelf van verwachten? Ik geloof niet,
dat de raad van Heemstede als geheel er behoefte aan heeft om in haar
zuinigheid gestimuleerd te worden. Eventuele desiderata, die te ver moch-
ten gaan, worden door de meerderheid toch niet geaccepteerd. Ik heb op
dit punt reeds vele jaren gewezen en de feiten hebben mij nog steeds in
het gelijk gesteld. Ik vermag niet in te zien, waarom ik ditmaal niet gelijk
zou krijgen.
Waarom spelen wij geen open kaart, er is toch niemand hier, zelfs niet
de provinciale- of de landelijke overheid, waarvoor wij bang behoeven te
zijn? Laten burgemeester en wethouders dan desnoods in de aanbiedings-
nota naast de minder prettige dingen, die men signaleert, zoals het weg-
vallen van bepaalde dotaties uit het gemeentefonds (notabene ons eigen
geld uit vroeger jaren), ook de prettige perspeetieven ramen. Het zicht op
de gemeentelijke financiële toestand wordt er wat beter op en wij worden
niet in de richting gemanoeuvreerd van méér inkomsten voor de gemeen-
te, bijvoorbeeld van een woonplaatsbelasting, die ik voor een forensen-
gemeente als de onze fataal acht. Wij worden straks nog een dood dorp
met mensen, die er beslist moeten wonen en voorts met alleen maar
gepensioneerden, die niet onder de \Voonplaatsbelasting vallen. Misschien
is het wél een oplossing voor de woningnood, inzoverre wij dan niet door
belendende gemeenten genoopt worden om niet-Heemstedenaren in onze
leegstaande huizen op te nemen.
Ten aanzien van de nota betreffende de woningbouw en uitbreidings-
plannen wil ik opmerken, dat deze een gedegen behandeling vereist. Mocht
tijdens deze begrotingsvergaderingen blijken, dat de behandeling van de
nota op enigerlei wijze in het gedrang komt, dan zal ik voorstellen voor
deze nota een speciale raadsvergadering in begin januari te beleggen.
Rest mij nog dank te brengen aan alle werkers in de gemeente van
hoog tot laag, die er ook dit jaar voor gezorgd hebben, dat het hier goed
wonen is.
Moge Gods zegen rusten op U en Uw college en op het werk, dat in
1965 tot stand gebracht zal worden."
De heer Rutgers zegt: ,,Mijnheer de Voorzitter. U hebt er dit jaar bij
de fractievoorzitters op aangedrongen om de algemene beschouwingen
sober te houden. U had daarvoor een bijzondere reden, maar ook zonder
deze was Uw verzoek terecht; Guido Gezelle schijnt reeds geschreven te
hebben: al te veel woorden versmoren de waarheid. Toch heb ik reden een
enkel woord ter verdediging van de algemene beschouwingen te spreken,
omdat misschien ook achter Uw verzoek maar zeker in anderer kri-
tiek ik heb beluisterd, dat iedere uitweiding in deze beschouwingen
buiten de begroting van Heemstede overbodig wordt geacht. Deze mening
verwerp ik. Wij zijn het gehele jciar bezig met vaak gedetailleerde
Heemsteedse belangen, welke zö zakelijk zijn dat daarbij lang niet altijd
ons politiek geweten betrokken is. De jaarlijkse behandeling van de begro-
ting houdt in: de bespreking van de financiële situatie van een overheids-
lichaam door een politiek college. Aan de fractievoorzitters moet het wor-
den overgelaten te beslissen in hoeverre zij het voor de politieke plaats-
bepaling van hun fracties bij het werk in deze raad nodig achten de alge-
mene financiële situatie, de algemene plaats en positie der gemeenten en
de algemene politieke situatie te bespreken. Wij houden deze beschou-
wingen voor eigen plaatsbepaling, maar wellicht komt er een tijd dat ook
de pers aandacht schenkt aan onze uitgangspunten in plaats van bij
wijze van spreken alleen te vermelden of wij vôôr of tegen de restaura-
tie van de uitzichttoren in Groenendaal zijn.
Het lijkt mij geboden dit jaar even onze aandacht te bepalen bij de