17 december 1964
253
algemene positie der gemeenten en speciaal die van Heemstede ten
aanzien van de alom levende agglomeratie-gedachte. Over de samenwer-
king met de omliggende gemeenten hebben wij in de raad al veel eerder
gesproken, maar nu hebben recente ontwikkelingen plaats gevonden, die
ook in de pers uitvoerig zijn besproken. Hoe oordeelt Uw college en onze
raad over de beste bestuursvorm van de Haarlemse agglomeratie Behoort
U of behoren wij tot de ,,plaatselijke anachronisten", die ,,zullen moeten
worden vervangen en wel met de meest mogelijke spoed, terwijl te zelfder
tijd hun functies zullen moeten worden ondergeschikt gemaakt aan agglo-
meratief denkende en werkende deskundigen, die zich uitsluitend laten
leiden door overwegingen van planologische efficiency"? Ik onderdruk
de neiging om nog verder te citeren uit het hoofdartikel van het Haarlems
Dagblad d.d. 25 september jl.ik onderdruk ook de neiging om hier te gaan
debatteren met de redactie van het H.D. Ik wil ons slechts de spiegel
voorhouden, nu dit geschreven is in een blad van behoorlijke journalistieke
standing.
Het lijkt mij ook in de lijn van de liberale visie te liggen, dat wij open-
staan voor wijziging van bestuursvormen in verband met de agglomeratie-
vorming. Wij zijn waarlijk niet voor eeuwig gebonden aan de gemeente-
wet van Thorbecke of aan de zelfstandigheid van Heemstede als gemeen-
te; maar voorwaarde voor een verandering is, dat er een betere democra-
tische bestuursvorm te vinden is. Op dit moment heb ik die voor de Haar-
lemse agglomeratie nog nergens ontdekt; ook b.v. niet in het betoog van
prof. Delfgaauw, die de vorming van grotere en sterkere gemeenten
bepleit, doch daartegenover weer wijken wil instellen met een wijkburge-
meester, wijkwethouders en een wijkraad; daarboven zou dus staan een
agglomeratieburgemeester, als voorzitter van het college van de burge-
meesters van de afzonderlijke wijken, agglomeratiewethouders en een
rechtstreeks gekozen agglomeratieraad. Het komt mij voor, dat deze con-
ceptie erg ingewikkeld is en bovendien te zeer is gericht op de Amster-
damse situatie. Wat Heemstede betreft wil ik wijzen op twee feiten, wel-
ke naar mijn mening een te zeer opgaan in de Haarlemse agglomeratie
beletten
a. met 26.400 inwoners waardoor Heemstede ruimschoots binnen de
100 grootste gemeenten (op een totaal van 978) van Nederland valt
gunstig wonende om bepaalde centra, is Heemstede een uitstekend
bestuurbaar geheel,
b. lang niet alle Heemstedenaren, die niet in Heemstede werken, zijn
werkzaam binnen de Haarlemse agglomeratie. Een groot gedeelte
werkt binnen andere agglomeraties, zodat in de Haarlemse agglomera-
tie voor velen woonplaats en werkplaats niet tezamen vallen.
Heemstede is dus nog wel iets meer dan een sterke randgemeente.
Uit het vorengezegde wil ik de conclusie trekken, dat althans voors-
hands de eenheid der Haarlemse agglomeratie dient te worden bevorderd
door samenwerking van de gemeentebesturen. Maar dan ook met kracht
bevorderd. Ik verwacht dat het college zal antwoorden, dat op vele ter-
reinen deze samenwerking wordt gezocht en gevonden. Maar met dit ant-
woord ben ik niet geheel tevreden; ik wil hierover twee opmerkingen
maken.
Uit enkele antwoorden van het College in de memorie van antwoord
maak ik op, dat de samenwerking in ieder geval op bepaalde punten nog
faalt.
In vraag 13 is er n.l. op gewezen, dat Bennebroek doende is met ver-
breding en verharding van de Leidsevaartweg in 1965 en dat Heemstede
daarop behoort aan te sluiten. Het college antwoordt hierop, dat „wanneer
inderdaad mocht blijken, dat de gemeente Bennebroek de verbreding en