32
30 januari 1965
mogelijke en dus ook het enige verstandig-e is. Zijn fractie zal het college
daarin dus heel graag volgen.
De heer Zegwaart gelooft niet dat het nodig is dat hij nog eens een
verklaring aflegt dat hij voor de verkoop van woningwetwoningen is aan
hen die daarvoor in aanmerking komen. Spreker is echter niet doof voor
de argumenten die burgemeester en wethouders hebben opgesomd om
daar nu niet toe over te gaan. Spreker wil een poging aanwenden om dui-
delijk te laten uitkomen dat het dan geen kwestie moet worden van uit
het oog uit het hart. Hij zou daarom graag zien dat de raad de bekende
motie niet intrekt, maar besluit om die motie nog een poos in de ijskast
°P te bergen. Dat lijkt hem op dit ogenblik de beste oplossing in deze
situatie.
De heer Van der Hulst zou de heer Rutgers toch enigermate willen steu-
nen en dus willen pleiten voor het instellen van een onderzoek naar poten-
tiële kopers die bereid zijn te kopen. Als de motie 5 jaar in de ijskast
wordt gelegd gebeurt er niets terwijl spreker juist graag zou zien dat er
een voorzichtig begin met de verkoop werd gemaakt.
De voorzitter antwoordt, dat wel vaststaat dat er huurders zijn, die
bereid zijn te kopen, maar het is de vraag of zij aan de normen voldoen
En als zij er aan voldoen, dan nog blijft er bij het college, althans bij
spreker, bezwaar tegen verkoop bestaan uit een oogpunt van huisvestings-
beleid, want burgemeester en wethouders moeten huurhuizen hebben en
n°g eens huurhuizen en dat juist in dit soort woningen. Dat is de teneur
van de nota. Het gaat er niet om, dat burgemeester en wethouders er aan
twijfelen of de kopers wel aan de normen voldoen, het gaat er om dat
burgemeester en wethouders deze verkoop niet opportuun achten. Burge-
meester en wethouders willen zoveel mogelijk zeggenschap houden met
betrekking tot het toewijzingsbeleid voor deze woningen.
De heer Rutgers: ,,Als die woningen worden verkocht verandert er ten
aanzien van de woningnood niets."
De voorzitter antwoordt, dat dat in sommige gevallen inderdaad het
geval zou kunnen zijn, maar spreker heeft in het algemeen toch het ge-
voel, hij zou bijna zeggen de wetenschap, dat bij verkoop het woning-
toewijzingsbeleid moeilijker zal worden. Alles wat dit beleid bemoeilijkt,
zou spreker willen tegengaan. Spreker wil bij een toewijzing van derge-
lijke woningen niet gebonden zijn aan erfgenamen, woningruil, enz. Deze
woningen zijn broodnodig. De kopers zouden nu een gedevalueerde eigen-
dom krijgen. Spreker zou de kopers juist gelijk willen stellen met andere
huiseigenaren.
Wethouder Corver merkt op, dat er steeds gesproken wordt over het
college en over op voorstel van het college. Spreker wil zich wel op een
zeer voorzichtige manier losmaken van het college. Spreker bedoelt
bepaald niet, dat hij zich zou willen aansluiten bij de visie van de heer
Rutgers over de stromingen die deze in het college heeft ontdekt. Spreker
streeft er ook niet naar om een aparte stroming te vormen, want dat zou
hij m dit verband niet plezierig vinden. Spreker gelooft ook, dat de argu-
mentatie van het college op eerlijke gronden berust en dat het college
meent, dat de woningen op dit ogenblik niet moeten worden verkocht
Spreker ziet overigens, met de heer Rutgers, nog niet, dat het nu zo'n
ernstige zaak zou geweest zijn als burgemeester en wethouders toch voor-
zichtig aan geprobeerd zouden hebben eens tot de verkoop van enkele
woningwetwoningen te komen. Zij hadden dan wat meer inzicht in de
materie kunnen krijgen en zij zouden hebben kunnen zien of de verkoop-
mogelijkheden voor uitbreiding vatbaar zouden zijn. Spreker heeft zich
daarom van het begin af aan ten aanzien van deze zaak op een ander