mmm r wttm I 106 26 mei 1965 de raad moet worden verteld. Spreker vraagt of burgemeester en wethou- ders bereid zijn de gemeenteraad periodiek mede te delen waar zij aan bezig zijn en hoever zij daarmee zijn, hetzij in een vertrouwelijk stuk, dat de raad dan ook ais echt vertrouwelijk moet beschouwen, hetzij in een openbaar stuk. De heer Verhoeven zegt dat er op het ogenblik een streven is om in allerlei verbanden tot grotere agglomeraties te komen. Spreker moet eerlijk zeggen dat hij dat ook als een omen ziet maar dan een heel andere kant uit. Hij ziet het nl. als een eerste stap naar verlies van de gemeentelijke zelfstandigheid en daarom vindt hij het eigenlijk verkeerd, dat burgemees- ter en wethouders deze samenwerking maar zonder ruggespraak met de raad zouden üitdokteren. Men moet spreker goed begrijpen. In eerste instantie moeten de gemeentebesturen prettig samenwerken maar, vraagt spreker, en dan hoeven we helemaal niet zover te zoeken wie de dupe van dit geval zal worden gaat dit uiteindelijk niet leiden tot een vol- komen verlies van de gemeentelijke zelfstandigheid Daarom vindt spreker deze stap een betetje aan de gevaarlijke kant en stemt hij met de heer Rutgers volkomen in, dat de raad wil weten hoe de erwtensoep of wat daar gebrouwen wordt, riekt. De heer Verkouw zegt, dat de bedoelde regeling ergens toch ook met de raad te maken heeft, want in art. 12 van de regeling staat, dat de aan de uitvoering van de regeling verbonden kosten worden verdeeld over de samenwörkende gemeenten in verhouding enz. Burgemeester en wet- houders hebben dus een krediet van de raad nodig. Spreker neemt aan dat het krediet bij deze verleend wordt. Het is spreker opgevallen, dat in artikel 9 is bepaald, dat het orgaan van de samenwerkende gemeenten commissies kan instellen en deze op- dragen hem bij de uitoefening van bepaalde taken bij te staan, dan wel bepaalde onderwerpen te bestuderen en hierover advies uit te brengen. Samenstelling en werkwijze van deze commissies worden geregeid in het door het orgaan vast te stellen reglement van orde. Dat is dus de grondwet voor deze commissies. Het typische is echter, dat volgens het 2e lid van dat artikel een met name genoemde commissie wordt ingesteld waarvan tevens de werkwijze en de samenstelling wordt geregeld. Misschien is dit interessant genoeg om dit eens de samenstellers van de regeling onder ogen te brengen. Mevr. Gaasterland gelooft niet dat de raad bang behoeft te zijn dat de raad er niets van zal horen want in artikel 8, lid 1, staat: „De secretaris biedt het orgaan jaarlijks vôôr 1 april een verslag over de werkzaamheden van het orgaan over het afgelopen kalenderjaar aan. Het orgaan stelt dit verslag vast en zendt dit binnen één maand na de vaststelling ter kennis- neming toe aan de raden der samenwerkende gemeenten". De voorzitter merkt op, dat de raad buitendien nog een rapport van burgemeester en wethouders krijgt. Er is van de zijde van burgemeester en wethouders nooit enige verheimelijking geweest ten aanzien van deze samenwerking. Integendeel. De heer Enschedé heeft verleden jaar bij de begrotingsbehandeling naar de vordering op het gebied van de samen- werking gevraagd en burgemeester en wethouders hebben toen toegeZegd, dat zij alles ter kennis van de raad zullen brengen en dat zijn zij ook in de toekomst van plan. Het gaat er nu alleen om of deze regeling als een apart punt op de agenda had moeten zijn geplaatst. Spreker meent dat het, zoals burgemeester en wethouders deze zaak ter kennis van de raad heb- ben gebracht, de juiste manier was. Als andere gemeenten dit anders hebben gedaan moeten zij dat weten. Als er resultaten van deze regeling zijn te melden, zullen burgemeester en wethouders die aan de raad mede- delen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1965 | | pagina 6