168
29 juli 1965
lezers, met betrekking tot de kwalificatie van de opgevraagde boeken, te
adviseren. Dat lijkt spreker een volkomen reëel uitgangspunt.
Maar in de regeling staan andere bepalingen waarvan spreker zich
afvraagt of dat nu allemaal, gezien in het licht van het vorenstaande,
wel juist is. In de eerste plaats die stellige voorwaarde dat er een
katholieke assistente moet zijn en Iiefst een hoofdassistente. Zal die altijd
te vinden zijn en als zij niet te vinden is wat gebeurt er dan, want dan
staat deze overeenkomst naar sprekers idee op losse schroeven. Maar
moeten ook niet de andcre assistentes vanuit die geest van wat voor de
lezers wenselijk is in verband met hun achtergrond werken? Waarom
moet er nu juist één katholieke dame zijn die daarvoor gekwalificeerd is?
Er zijn ook andere lezers die bepaalde achtergronden hebben en die vanuit
die geest geadviseerd moeten worden. Dat zal men toch algemeen van
dit personeel kunnen verwachten. Spreker acht het verkeerd dat de
overheid zich bindt aan het feit dat één assistente katholiek moet zijn,
want dan kan men met evenveel recht zeggen dat er een protestantse,
een joodse assistente kortom van elke richting één moet zijn. Naar sprekers
idee is het beslist fout dat dit zo is gesteld en geaccepteerd. Het gaat bij
de aanstelling van personeel altijd om de beste kracht hetgeen naar zijn
idee zeker zal inhouden dat zij adviezen kan geven in verband met de
diverse levensbeschouwingen. Wat moet deze aparte assistente doen Zij
moet het is een moeilijk woord levensbeschouwelijk begeleiden, maar
zij heeft het waarschijnlijk ook druk met het aantekenen op papiertjes en
het invullen van boekjes en het terugnemen en uitgeven van boeken. Zij
zal dus moeten zeggen: dit boek is voor u niet gekwalificeerd, u bent te
jong, dit boek is niet goed voor u. Erg veel tijd zal daar niet voor zijn.
Het is naar sprekers idee niet zo gemakkelijk om dat in leeszaalverband
te doen. Moet er nu een dame zijn die dat apart doet en hoe moet die
herkend worden? Krijgt zij een lintje in het haar en wordt iedereen die
daar komt naar deze dame verwezen
De overeenkomst houdt eigenlijk in dat de directrice benoemd zal
worden na overleg met de katholieke organisatie. Spreker vraagt zich af
wat dat betekent. Betekent dat, dat de directrice niet katholiek zal zijn?
Dat zou men uit de overeenkomst wel opmaken want o.a. bij de boeken-
aankoop een punt waar spreker later op terugkomt zal de katholieke
organisatie advies geven en in redelijkheid zal de directrice dat advies dan
opvolgen. Dat houdt een soort tegengestelde instelling in n.l.: „u adviseert
dit, in redelijkheid zal ik met uw wensen rekening houden. maar ik Roop
dat." Dat zou er dus op wijzen dat de directrice niet katholiek zal zijn.
Dat zou spreker betreuren. Als er een goede katholieke candidaat voor
directrice is dan moet die benoemd worden. Maar de overeenkomst gaat
als het ware van de stelling uit dat 1 hoofdassistente katholiek en de
directrice niet katholiek zal zijn. Spreker vindt dat een gewrongen ver-
houding die hij betreurt.
Wat de aankoop van de boeken betreft heeft spreker begrepen, dat ten
aanzien van het algemeen aankoopbeleid ook advies kan worden gegeven
door katholieke instellingen, welk advies de directrice naar redelijkheid
zal opvolgen. Daarnaast willen burgemeester en wethouders onder het oog
zien of het niet gewenst is een commissie in het leven te roepen die de
directrice bij haar werk, in het bijzonder met betrekking tot de aan-
schaffing van boeken met een algemeen karakter, terzijde zou kunnen
staan. Hoe stellen burgemeester en wethouders zich die commissie dan
voor? Wordt zij samengesteld uit uitsluitend niet-katholieken Ook daar
wringt het weer. Spreker meent dat het openbaar leeszaalwerk door e'en
gemengde commissie zal moeten worden begeleid, een commissie dus
waarin evenzeer a's in het gemeentebestuur, de katholieken ruimsrhoöts
vertegenwoordigd zijn en die als eenheid advies geeft hoe de boekaankopen
en de uitlening moeten geschieden, daarbij rekening houdend met alle