172
29 juli 1965
sterveling in de bibliotheek er over zal denken om te gaan publiceren
of er over te praten welke boeken iemand heeft geleend. Spreker meent
dat het daar veel te druk voor is en dit ook niet is bij te houden. Be-
paalde geheimhouding is aan het personeel niet opgelegd anders dan dat
zij ambtenaren zijn en over hun werk naar buiten niet mogen praten.
Spreker gelooft dat de heer Verkouw gelijk heeft als hij zegt dat bur-
gemeester en wethouders over de algemene commissie al een standpunt
hebben. Zij zouden het inderdaad niet moeilijk vinden om zo'n commissie
in te stellen maar daar zullen wel leden met bijzondere kwaliteiten zitting
in moeten hebben. Burgemeester en wethouders willen graag nog eens
even uitzien of zodanige personen beschikbaar zijn. Zij voelen er in ieder
geval heel veel voor en de directrice zou er mee gediend zijn, zij het dan
voor een klein percentage van de aan te schaffen boeken.
De heer Butgers wil graag zijn uitgangspunt van dit debat even ver-
duidelijken en voor zover nodig recht zetten. Spreker heeft dus gezegd
dat hij blij is met de verdere integratie en als de heer Verhoeven zegt:
,,laat de integratie groeien" dan is spreker het daar volkomen mee eens.
Hij hoopt van harte dat dit zal getaeuren. Spreker heeft zo het idee, dat
bij de heren Verhoeven en Verkouw even de gedachte is opgekomen dat
hij vervelend wil doen, maar zo is het helemaal niet. Spreker juicht de
integratie toe maar betreurt het dat zij niet verder gaat. Spreker wil
helemaal niet zeggen dat hij ontevreden is, integendeel, hij zal bepaald
zijn stem aan dit voorstel geven, maar hij vindt het een beetje schuile-
vinkje spelen wanneer de raad de overeenkomst niet zou beoordelen en
als men daarmee niet helemaal gelukkig zou zijn, toch zou zeggen daar
praten we maar niet over. Spreker heeft geprobeerd aan zijn bezwaren
een algemene ondergrond te geven. Spreker vindt het jammer dat niemand
daar diep op is ingegaan maar aan de andere kant begrijpt hij dat wel.
Spreker wil het alleen gezegd hebben. Het is toch duidelijk dat deze inte-
gratie ook sprekers instemming heeft en als zijn katholieke vrienden
menen dat zij op het moment niet verder kunnen gaan dan heeft hij daar
vrede mee, maar dat wil niet zeggen dat hij niet de punten mag aangeven
op welke hij in de toekomst verdere integratie mogelijk acht. Zo moeten
zijn woorden uitgelegd worden.
Als de heer Verkouw zegt: ,,ja wat wilt u nu eigenlijk, moet iedereen
zijn levensbeschouwing inbrengen?" dan zegt spreker: „ja altijd en
overal". Spreker houdt vol en hij dacht dat die stelling ook algemeen aan-
vaard was, dat men op wetenschappelijk gebied niet kan werken zonder
zijn levensinstelling in te brengen. Men kan geen geschiedenisles geven,
geen televisie bekijken, geeh politiek bedrijven, geen bibliotheekwerk ver-
richten zonder zijn levensinstelling in te brengen. En als de heer Verkouw
zegt dat die mensen volkomen los van hun levensbeschouwing moeten
staan, zoiets als neutrale robotten moeten zijn, dan zegt spreker dat dit
fout is, zeker in het bibliotheekwerk. Ook in de functie van ambtenaar
in de openbare leeszaal zal men moeten zeggen of een boek voor katholie-
ken geschikt is. In algemeen verband mag men ook zeggen dat men e'en
bepaald boek niet mooi vindt omdat het, op een bepaald gebied de eer van
de mens aantastend, te ver gaat.
Als spreker zegt dat in die overeenkomst toch nog punten te vinden
zijn die hij betreurt, die hij niet gewenst vindt, die hij gewrongen vindt,
waardoor hij vreest dat de integratie niet zo vlot zal lopen als men ver-
onderstelt, dan heeft hij dat niet gezegd om vervelend te zijn of om hier
een bepaalde stemming te kweken, maar dan heeft hij dat gezegd in de
stellige overtuiging dat hij daarmee het algemeen belang diende. Laten wij
met begrip voor ieders standpunt de openbare bibliotheek zö goed maken,
dat zij voor alle Heemstedenaren mêt hun levensbeschouwing dienstig is.
Spreker begrijpt best dat burgemeester en wethouders het in dit verband