187 26 augustus 1965 Bij het 4e punt is spreker, evenals mevr. Cohen, van mening, dat er wel degelijk van enig landschappelijk schoon kan worden gesproken. Immers speciaal in de zomer verdwijnt de intensieve bebouwing aan de oostzijde, waarover burgemeester en wethouders spreken, achter een haag van vredig vriendelijk groen. Spreker heeft zich in de buurt van een groot winkel- bedrijf opgesteld en zich voorgesteld hoe, wat nu over een lengte van 30 meter is, zal zijn als de vaart over de volle lengte zal zijn gedempt. Hij gelooft dat men dan van de regen in de drup zal zijn gekomen want dan zal het landschappelijk schoon bepaald achteruit zijn gegaan. Tenslotte zeggen burgemeester en wethouders bij punt 5 en dat heeft spreker eigenlijk de aanleiding gegeven van dit voorstel iets te zeggen dat de vaart geen enkele andere bestemming heeft welke zich tegen dem- ping verzet. Spreker wijst er op, dat een vaart altijd kan dienen voor het blussen van branden en ook voor het afvoeren van water (dat laatste zou opgelost kunnen worden middels de riolering) maar bovenal erg belangrijk is als stofvang. Waterlopen, grachten, sloten en kanalen zijn bijzonder belangrijk om stof op te vangen. In de toekomstige situatie zullen de mensen die aan deze vaart wonen, bij wind en droogte veel last ondervinden van zand en stof dat bij hen in de huizen zal waaien. Deze functie van het open water wordt ons door buitenlanders, die vaak dat water missen, bijzonder benijd. De moeilijkheid voor spreker is dat burgemeester en wethouders een beginselbesluit tot demping vragen zonder dat zij een plan daarvoor heb- ben. Spreker begrijpt wel hoe burgemeester en wethouders redeneren. Zij wensen eerst een beginselbesluit alvorens een plan te maken, omdat het maken van een plan onnodig geld kost als later om principiële redenen toch tot niet demping wordt besloten. Het zou dan allemaal geen zin hebben. Spreker had het echter gemakkelijker gevonden als burge- meester en wethouders gevraagd hadden of de raad dan niet in principe zou willen besluiten dat de Blekersvaart mag worden gedempt wanneer er een goed plan komt. Spreker zal graag horen of burgemeester en wet- houders met punt b van het ontwerp-besluit bedoelen dat, als er een goed plan komt, de raad niet op grond van principes zal besluiten om de Ble- kersvaart te handhaven. Tenslotte vraagt spreker wat er met de bomen gaat gebeuren. Houdt het maken van dat plan in dat de bomen gaan verdwijnen? Als men spreker vraagt wat er nu moet gebeuren meent hij dat er een goed plan moet wor- den gemaakt dat samenhangt met het uitbreidingsplan Blekersvaart en dat dan bezien moet worden of het inderdaad zö waardevol is dat het oude voor het nieuwe moet wijken. De heer Zegwaart zegt zich in het verleden al meermalen te hebben uitgesproken vôör demping van de Blekersvaart. Spreker begrijpt niet goed wat mevr. Cohen bedoelt te zeggen. Zij heeft n.l. gezegd, dat er nu door burgemeester en wethouders gegronde motieven vöör demping naar voren zijn gebracht terwijl, als er in het verleden over demping werd gesproken deze nergens anders op gegrond was dan op klachten over stank, vuil en ratten. Vanaf de eerste keer dat spreker over demping van de Blekersvaart gesproken heeft en dat is al enige jaren geleden, mis- schien was mevr. Cohen toen nog niet eens raadslid en ook de laatste keer dat hij over deze zaak sprak, heeft spreker vôör demping van de Blekersvaart gepleit op de motieven die burgemeester en wethouders nu in hun voorstel naar voren brengen. Spreker begrijpt dus niet dat mevr. Cohen alleen maar iets verstaan heeft over stank, vuil en ratten. Toch wil spreker daar nu ook nog iets over zeggen, want hij heeft bezoek gehad van een comité ter voorkoming van de demping van de Blekersvaart en dat comité heeft hem eigenlijk een beetje voor leugenaar uitgemaakt door te zeggen dat er in de Blekersvaart geen ratten zijn. Spreker mag niet zeggen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1965 | | pagina 10