26 augustus 1965
184
overdrijven. Wie in een bos wandelt weet hoe mooi een uitzicht kan zijn
als er ruimte geschapen is. Spreker hoeft maar te herinneren aan de door-
kijk vanaf het provinciehuis naar het hertenkamp. Hij moet er niet aan
denken dat daar bomen geplant zouden worden, want dan zou het fraaie
uitzicht totaal bedorven zijn. Spreker heeft vöör deze vergadering nog
eens voor de Belvédêre gestaan. Hij heeft de vervallen staat gezien waarin
de Beivédêre verkeert maar toch ook ontdekt dat heus niet zoveel bomen
zouden behoeven te sneuvelen om vanaf de Belvédêre een fraai uitzicht
te krijgen op een groot deel van Heemstede, Haarlem en Haarlemmermeer
en zelfs op Amsterdam. Maar nog eens, spreker wil realist en niet hals-
starrig zijn. Zou hij straks geluiden uit de raad mogen horen die hem
bijvallen, dan wil hij nog graag doorgaan, maar anders is ook voor hem
de Belvédêre exit. Hij zal er goede en mooie herinneringen aan bewaren.
Spreker zal dus straks, als de raad dit besluit eventueel zonder stemming
aanvaardt, ook geen aantekening vragen dat hij geacht wil worden te heb-
ben tegengestemd. Hij zai zich er dan, zij het node, bij neerleggen.
De heer Scheer wil zich, opdat de stem van de heer Verkouw niet die
van een roepende in de woestijn zal zijn, graag bij hem aansluiten. Ook
spreker heeft het vraagstuk bekeken zoals de heer Verkouw het heeft ge-
daan en wel in hoofdzaak vanuit het oogpunt van de lasten die de ge-
meente ook in de toekomst bij behoud van de Belvédêre nog zal hebben te
dragen. Dat heeft bij spreker wel de doorslag gegeven, maar met de heer
Verkouw betreurt hij het ten zeerste dat een dergelijk markant punt in
Groenendaal verloren moet gaan. De raad staat echter vanwege de hoge
restauratiekosten en de verdere exploitatielasten met de rug tegen de muur.
Als spreker in Groenendaal eens rondkijkt voelt hij wel aan dat bij de
Belvédêre doorlopend toezicht nodig zou zijn, hetgeen zware lasten met
zich brengt. Daar moet spreker voor zwichten.
De heer Van der Hulst vraagt of, als de raad tot afbraak besluit, het
onderste gedeelte van de Belvédêre, dat naar zijn smaak nog redelijk op
haar benen staat, ook helemaal verdwijnt of dat daar nog iets van gemaakt
kan worden b.v. voor een jeugdgroep.
De heer Brandsma: ,,We kunnen er een lieverdje neerzetten."
De voorzitter is dankbaar dat de overgrote meerderheid van de raad
bereid is dit offer te brengen. Ook burgemeester en wethouders vinden het
jammer dat de Beivédêre moet verdwijnen. De Belvédêre zou misschien
indertijd kunnen zijn gered wanneer eerder een voorstel tot herstel was
gedaan, maar dat is niet gebeurd. Nu moet daarvoor een uitgave van een
ton worden gedaan en dan is men er nog niet, want dan moet voor de
exploitatie nog een oplossing worden gevonden. Buitendien blijven bomen
groeien zodat men na een tijdje de Belvédêre weer zou moeten verhogen
of men zou de bomen die het uitzicht belemmeren moeten kappen. Spreker
begrijpt dat dit voorstel voor de heer Verkouw een aanleiding is geweest
om in deze vergadering te zeggen hoeveel pijn de afbraak van de Beldévêre
hem doet, maar hij heeft ook gezegd, dat hij mooie en goede herinneringen
aan de Belvédêre zal bewaren. Spreker maakt zich dan ook over de heer
Verkouw geen zorgen. Hij gelooft ook dat de heer Verkouw zo weinig
bijval van de leden van de raad heeft gekregen omdat zij aanvoelen dat de
heer Verkouw bij afbraak van de Belvédêre niet in moeilijkheden zal
komen.
In antwoord op de vraag van de heer Van der Hulst zegt spreker, dat
het onderste deel van de Belvédêre natuurlijk ook wordt afgebroken. Zou
men dit voor een of ander doel willen behouden dan zou dat weer extra
kosten met zich meebrengen, een extra krediet moeten worden verleend en
weer toezicht nodig zijn. Het is wel de bedoeling dat het vrijkomende