153 5e afd. 28 oktober 1965 UITVOERING ALGEMENE BIJSTANDSWET Heemstede, 20 oktober 1965. Aan de Raad, Zoals bekend, is de Algemene Bijstandswet pas op 1 januari 1965 in werking getreden. De ervaringen bij de toepassing van deze wet zijn dus opgedaan in een periode van nauwelijks tien maanden. Toch willen we trachten U hierover in kort bestek het een en ander te rapporteren. Na 1 januari 1965 werd door ruim een honderdtal personen een aanvrage ingediend om bijstand op grond van de Algemene Bijstandswet. Hiervan werd aan 20 personen een maandelijkse uitkering verstrekt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien. Verder werd in incidentele 30) gevallen bijstand verstrekt voor aanschaffing van kleding, prothesen, beddegoed e.d. De betaling van de verpieegkosten voor een 5-tal patiënten, opgenomen in psychiatrische inrichtingen, werd door de gemeente vanaf 1 januari 1965 overgenomen. Tot genoemde datum werden deze kosten door de familie betaald. Het aantal voor rekening van de gemeente op sociale en/of medische gronden in verzorgingstehuizen opgenomen personen is na 1 januari 1965 met 35 toegenomen, hetgeen mede een gevolg was van de openstelling van „Kennemerduin", waar het mogelijk bleek 13 personen te doen opnemen met medewerking van de gemeente. Niet alle ingediende aanvragen werden toegewezen. In 18 gevallen werd afwijzend beschikt, hoofdzakelijk op grond van het vermogen of een te hoog inkomen van de aanvragers. Een aanvraagster ging met de afwij- zende beschikking niet akkoord en diende een bezwaarschrift in bij het college van burgemeester en wethouders. De afwijzing bleef gehandhaafd. Vanaf 1 januari 1965 is er intensief overleg gepleegd door de directeuren van de diensten van Sociale Zaken der omliggende gemeenten. Eveneens geschiedde dit door de wethouders, belast met deze portefeuille der gemeen- ten van het samenwerkingsorgaan Kennemerland (Bennebroek, Bloemen- daal, Haarlem, Haarlemmerliede, Haarlemmermeer, Heemstede, Velsen en Zandvoort). Geconstateerd werd, dat in bovengenoemde gemeenten op 1 januari 1965 de bijstandsnormen reeds boven de richtlijnen van de regering lagen, die als minimum bedragen werden genoemd. Het ligt in de bedoeling een dergelijk overleg geregeld voort te zetten, om zoveel mogelijk in deze omgeving de Algemene Bijstandswet op gelijke basis toe te passen en er tevens voor te zorgen, dat deze afgestemd blijft op de ontwikkeling van de samenleving. Op grond hiervan bestaat er voor ons geen aanleiding in onze gemeente een commissie van advies, bedoeld in artikel 75 van de wet, in te stellen. De adviezen van de commissies, o.a. van Haarlem, Haarlemmermeer en Velsen, worden mede gehanteerd in de bovengenoemde kringbesprekingen. Ervaringen, opgedaan met de samenstelling van de commissie werkloos- heidsvoorziening en de commissie rijksgroepsregeling werkloze werkne- mers, hebben duidelijk aangetoond, dat het niet eenvoudig zou zijn voor onze gemeente een commissie te vormen, die voldoende breed opgezet zou zijn. De grootte en het karakter van de gemeente Heemstede geven geen aanleiding om een college voor de verlening van de bijstand, als bedoeld in art. 72 van de Algemene Bijstandswet in het leven te roepen. Deze taak is voor burgemeester en wethouders niet te omvangrijk. Eenstemmig waren de wethouders van het Samenwerkingsorgaan Ken- nemerland van oordeel, dat het niet gewenst zou zijn de bedragen van de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1965 | | pagina 25