28 oktober 1965
230
lijnen van de regering; ligt. Het is niet zo dat de bezwaren van burge-
meester en wethouders tegen publicatie van de bijstandsnormen voort-
komen uit een soort geheimdoenerij. Wanneer men echter zowel in de
kring van directeuren als van de wethouders tot het inzicht komt, dat er
toch wei vrij grote bezwaren aan de publicatie van de normen verbonden
zijn, dan is daar natuuriijk enige grond voor. Eén van de redenen is, dat
alle gevaüen niet aan elkaar gelijk zijn. Wanneer er alleen maar richt-
iijnen ten uitvoer behoefden te worden gelegd zou eigeniijk de geheie dienst
van sociale zaken overbodig zijn, maar men moet juist voor het ene gezin
andere normen aanieggen dan voor het andere. Het is daarom ai niet
gewenst om de normen te publiceren omdat dit bij een aantal mensen
verwachtingen kan wekken die niet reëei zijn. Een tegenovergesteld
bezwaar is, dat men de normen iezende, zou menen niet voor bijstand in
aanmerking te komen, terwijl het mogelijk is dat, hoewei men volgens de
normen niet voor bijstand in aanmerking komt, men wel voor bijzondere
dingen, zoais vervanging van meubilair en beddegoed dat versleten is, bij
sociale zaken kan aankloppen. Burgemeester en wethouders zijn dus bereid
om de raadsleden de bijstandsnormen toe te sturen, maar spreekster heeft
er wel een zeer dringend verzoek bij n.l. om, wanneer iemand zich tot
een der raadsleden wendt met de vraag of hij voor steun in aanmerking
komt, niet met de normen in de hand zo'n geval te beoordelen, want deze
materie is echt niet zo gemakkelijk. Spreekster zit nog iets dichter bij
de bron, maar zij is toch altijd wei zo voorzichtig om de vragers naar
de dienst van sociale zaken te verwijzen, want daar heeft men ervaring
met de te hanteren normen. Het komt o.a. meermalen voor dat mensen,
vaak te goeder trouw, hun inkomen opgevende b.v. vergeten de kinderbij-
slag te vermelden en dan zou uw uitspraak zijn dat aanvrager wel in
aanmerking komt en bij sociale zaken zouden zij dan misschien te horen
krijgen van niet, en omgekeerd zou men kunnen zeggen dat iemand niet in
aanmerking komt terwijl dat toch wel heel goed mogelijk geweest zou
zijn. Spreekster verzoekt dus dringend om de mensen die inlichtingen
vragen door te sturen naar sociale zaken. Dat heeft nog een voordeel. Men
gaat b.v. heel gemakkelijk naar het raadhuis om inlichtingen te vragen
bij een of andere afdeling, maar men spreekt nog altijd en ten onrechte
van een gang naar sociale zaken. Spreekster gelooft, dat nu deze moderne
wijze van aanpak bestaat, deze verouderde term ook zo gauw mogelijk
moet verdwijnen, opdat men even vrijmoedig naar sociale zaken gaat om
inlichtingen te vragen als naar iedere andere afdeling van de seeretarie.
Spreekster meent dat het buitengewoon belangrijk is dat deze drempel-
vrees wordt overwonnen. Spreekster gelooft dat burgemeester en wet-
houders de redenen om de bijstandsnormen niet te publiceren wel reëel
hebben gezien, maar wanneer de raad daar anders over denkt dan hoort
spreekster dat wel.
Spreekster wil nog even terugkomen op de term „noodzakelijke kosten
van het bestaan". Deze term wordt wel eens zo geïnterpreteerd dat men
zegt, dat een gezin dat het altijd financieel zeer gemakkelijk heeft gehad
maar door bijzondere omstandigheden een beroep moet doen op sociale
zaken, blijvend een hogere uitkering zou krijgen dan een gezin dat het
altijd vrij moeilijk heeft gehad. Dat is natuurlijk niet zo en dat zou ook
niet te verantwoorden zijn. Men kan iemand die uit een rijk milieu komt
niet op datzelfde peil blijvend onderhouden. Wei is er natuurlijk een weg-
nemen van de hardheid waarvoor een bepaalde periode van overgang
bestaat. Er zijn ook mogelijkheden dat men iemand handhaaft in het huis
waarin hij woont, zolang dat niet al te exorbitant is, totdat het mogelijk
is een ander huis aan te bieden op een plaats waar men zich wel kan
aanpassen. De bedoelde term heeft ook betrekking op de mogelijkheden
van het gezin. Men kan te maken hebben met een gezin met werkende
kinderen maar ook met een gezin met studerende kinderen. In het laatste