16 december 1965
291
daarvan op het ogenblik nog niet nauwkeurig overzien, maar wij weten
wel dat daar grote bedragen voor nodig zijn. De heer Rutgers heeft in dit
verband ook de uitbreiding van het raadhuis naar voren gehaald. Ik ver-
keer nog iets meer in het raadhuis dan hij en weet dus tegoed dat er een
tekort aan werkruimte is en dat uitbreiding van het raadhuis ook voor het
werk van het eollege toch wel zeer noodzakelijk is. Zo zijn er meerdere
zaken die van groot belang en sommige daarvan van grote urgentie zijn.
Wanneer de heer Rutgers dan zegt dat daarvoor dan passende dekkings-
middelen moeten worden gevonden dan begrijp ik uit zijn woorden dat hij
de aanduiding van de dekking voor de uitbreiding van het raadhuis niet
passend heeft gevonden en dat hij dus meent dat het college daarvoor
andere dekkingsmiddelen zal moeten aangeven. Ik geloof inderdaad dat wij
in die richting, wat het financiële beleid van de gemeente betreft, verder
zullen moeten zoeken. Wij moeten, zoals een goed huisvader betaamt,
proberen, zoals in het meerjarenplan ook is aangegeven, duidelijke priori-
teiten te stellen van die zaken die moeten worden verricht. Wanneer wij
geen dekkingsmiddelen kunnen vinden die enigszins evenredig zijn aan wat
wij op het ogenblik aan dekkingsmiddelen hebben ik bedoel daarmee
te zeggen dat wij niet tot een te plotselinge, grote verhoging van die
middelen moeten komen dan zullen wij slechts datgene moeten doen
wat in het belang van onze gemeente noodzakelijk is, dat daarbij niet tot
een vermindering van het verzorgingspeil moet worden overgegaan, staat
voor ons eigenlijk allemaal vast. Ik hoor dat de heer Rutgers het over de
kleuterhelpsters heeft. Ik dacht dat die verzorging maar een klein ge-
deelte van de gemeentelijke bevolking betrof. Wel een belangrijk deel, en
vandaar dat wij het standpunt van de raad dienaangaande tot het onze
gemaakt hebben.
Ook de boventaliige leerkrachten spelen natuurlijk een rol. Zij spelen
in de eerste plaa.ts een rol bij de beoordeling van de onderwijsnoodzakelijk-
heden en in de tweede plaats ik zou zeggen wel een belangrijke maar
toch zeker niet een allerbelangrijkste plaats ten aanzien van de finan-
ciën. Het lijkt mij echter beter om op dit probleem morgen bij de behan-
deling van het hoofdstuk onderwijs nader terug te komen.
Er is voorts gezegd dat de nieuwe Regering veel meer geld ter beschik-
king stelt aan de lagere overheden. Dat is inderdaad het geval. Ik dacht
dat ik op de opmerking van de heer Verkouw in dit verband niet moest
ingaan. Ik geloof dat wanneer het zo was dat de lagere overheden hun
verantwoordelijkheid altijd kenden en dat is gelukkig in onze gemeente
het geval want wij hebben altijd de tering naar de nering gezet dat dan
de zaken op dit gebied ook in het verleden wel beter hadden kunnen mar-
cheren. Wij moeten, zei de heer Verkouw, kijken naar de lengte van onze
stok. Wel, die stok verdraagt nog uitbreiding, dat geef ik onmiddellijk toe,
en wij zullen daar dus in de komende jaren, zoals ik al heb gezegd, zeker
rekening mee moeten houden wanneer wij de noodzakelijke uitgaven, die
wij hebben te doen, moeten beoordelen. Daar zullen wij niet aan kunnen
ontkomen.
De heer Enschede heeft gezegd dat hij in het algemeen met de dit jaar
toegepaste belastingverhoging tevreden was. Hij heeft verder een paar
incidentele vragen aan de wethouder van onderwijs gesteld o.a. of er in de
klassen mag worden gerookt. Zeker niet door de leerlingen. Ik zou er geen
eed op durven doen dat een leerkracht niet eens een sigaretje opsteekt,
maar ik dacht het niet. Ik geloof dat het een principe is dat er in de
klassen niet gerookt wordt, maar ik wil het nog wel eens aan het hoofden-
contact vragen of hier inderdaad de hand aan wordt gehouden. Ik hoop
van wel, want als dat niet zo is dan zou dat natuurlijk geen goed voorbeeld
zijn en zou het misschien ook het toelaten van sigarettenautomaten in de
gemeente noodzakelijk maken.
Over de plaats van de gemeentelijke muloschool in het kader van de