298
16 december 1965
Heemstede, die door de gehele agglomeratie gemeenschappelijk dienen te
worden behandeld. Goed 1 jaar geleden is de eerste overeenkomst, die ik
zou willen betitelen als een soort gentleman agreement, tussen de ver-
schillende colleges van burgemeester en wethouders van de aan de samen-
werking deelnemende gemeenten tot stand gekomen; het Intergemeentelijk
Samenwerkingsorgaan Kennemerland zoals dat nu heet. Er zijn kringen
van portefeuillehouders ingesteld, waardoor tot nu toe heel veel goed
werk is verricht, maar en dat is eigenlijk het bezwaar dat ik heb ge-
voeld en dat ook in deze vergadering naar voren is gebracht dit is niet
genoeg. Deze zaak heeft gespeeld in de raad van Haarlem en zal hoogst-
waarschijnlijk ook wel spelen in de raden van de omliggende gemeenten.
Er is nu ingesteld een commissie ter bestudering van de bestuursproblemen
in Kennemerland. Daarin heeft iedere deelnemende gemeente twee ver-
tegenwoordigers. Voor deze gemeente zijn dat mevrouw Van der Meulen
en ik. Er is een zgn. redactiecommissie ingesteld, bestaande uit de burge-
meesters van Haarlemmermeer, Bloemendaal, Haarlem en Heemstede, die
een ontwerp van een regeling in concept klaar hebben. Dit wordt nu
getoetst of het werkelijk aan de vereisten voldoet. Dit is dus een ge-
meenschappelijke regeling, die door de raad moet worden goedgekeurd.
De doelstelling van deze regeling luidt als volgt: primair het behartigen
van de gezamenlijke belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening
binnen de agglomeratie en ten tweede het behartigen van zaken als lucht-
verontreiniging, watervervuiling, bodemvervuiling, planologie, woonwagen-
kamp, slachthuis, kortom het bevorderen, en dat is dus het wezenlijke
van deze nieuwe ontwerp-regeling, van verdere bestuurlijke samenwerking
en het voorbereiden van de instelling van een voor bestuurlijke integratie
noodzakelijk instituut. Dan is het dus niet meer een gentleman-agreement
tussen de colleges van burgemeester en wethouders. Met dit concept zijn de
bovengenoemde commissieleden in principe akkoord gegaan. Uiteindelijk
zullen de gemeenteraden bepaalde bevoegdheden moeten overdragen aan de
agglomeratieraad. In de eerste plaats beoogt men om een stedebouwkundig
ontwikkelingsprogramma te doen vaststellen. En nu kan men vragen wat
onder een stedebouwkundig ontwikkelingsprogramma wordt verstaan. Men
zou ook kunnen spreken van een structuurplan, het aangeven van de grote
lijnen op grond van de nieuwe wet op de ruimtelijke ordening. Daar is
moeilijk een omschrijving voor te geven. Ik zou willen zeggen dat daar
eigenlijk onder moet vallen: wonen, werken, recreatie, verkeer. Wij zijn
dus hard op weg. Wij moeten het ook niet overhaasten, daar heb ik trou-
wens verleden jaar ook al voor gewaarschuwd. Maar de volle bereidheid
moet aanwezig zijn om eventueel van onze competentie stukken af te zon-
deren en offers te brengen ten gunste van de gehele agglomeratie.
Ik wil nog even ingaan op hetgeen de heer Rutgers helaas naar voren
heeft gebracht met betrekking tot de uitbreiding van het raadhuis. Evenals
verleden jaar betreur ik het ten sterkste dat hij gemeend heeft in deze
raad te moeten poneren dat de uitbreiding van het raadhuis volgens zijn
mening niet van die urgentie is dat daartoe binnenkort dient te worden
overgegaan. Hij zegt dat er noodzakelijker kapitaalswerken, zoals riole-
ring, brandweerkazeme, enz. zijn. Maar tot mijn stomme verbazing heeft
hij, na door de secretaris in het raadhuis te zijn rondgeleid, erkend dat er
te weinig werkruimte is, zodat men niet efficiënt kan werken. Desondanks
zegt hij dat er maar een noodoplossing moet worden gezocht. Het moet
mij dan van het hart dat de raad een krediet heeft verleend voor uitbrei-
ding van het raadhuis. Dat krediet zal wellicht niet toereikend zijn, omdat
sindsdien alweer zoveel tijd verlopen is, maar daar kunnen burgemeester
en wethouders niets aan doen. U weet hoelang het duurt om de rijksgoed-
keuring te krijgen. Burgemeester en wethouders hebben echter hoop dat
de rijksgoedkeuring weldra zal afkomen. En dan ineens komt uit de raad
naar voren dat het beter is een noodoplossing te zoeken. Ik heb het gevoel
dat men, aldus handelende, een steen door een porseleinkast gooit en de