17 december 1965
331
De heer Verkouw zegt dat wat de heer Frets met zijn vraag heeft be-
doeld niet wordt bereikt door elk jaar een taxatie van de gronden te doen
plaatsvinden. Artikel 34 van de beheersverordening is echt niet verouderd.
Het is in het leven geroepen om te doen nagaan of de rentebijschrijving,
die bij het grondbedrijf plaatsvindt, wel verantwoord is. Het is gebruikelijk
dat de rente van het kapitaal, dat er ingestoken is, op de gronden wordt
bijgeschreven. Er kunnen omstandigheden zijn waardoor de grond plotseling
vrij ongunstig is komen te ligg'en. Er kan een nieuwe verkeersweg in de
buurt zijn gekomen, of een streekplan kan tot resultaat hebben dat er op
die grond niet meer gebouwd mag worden. Dan is er inderdaad alle reden
om door middel van taxatie te constateren dat deze grond in waarde is
gedaald en dat het niet meer verantwoord is om met rentebijschrijving
door te gaan. Dan wordt die rentebijschrijving of het tekort gedekt uit de
reserve of anders uit de algemene dienst. Maar wat de heer Frets wil, het
bijhouden van de prijzen, de marktwaarde dus waartegen deze grond ver-
kocht kan worden, staat volkomen los van artikel 34, zoals burgemeester
en wethouders ook terecht hebben geantwoord. De heer Frets vraagt of het
dan niet mogelijk is om dit intern in het grondbedrijf te regelen. Artikel 34
beoogt niet anders dan het intern in het grondbedrijf te regelen. Wordt de
grond hoger getaxeerd dan wordt dat in de boeken tot uitdrukking ge-
bracht, wordt de grond lager getaxeerd dan geschiedt dat evenzeer en
worden de maatregelen genomen die artikel 34 voorschrijft. Spreker zou
zeggen dat deze hele zaak volkomen rond is. Het antwoord van burge-
meester en wethouders is gaaf en het komt spreker voor dat de hele raad
hier genoegen mee kan nemen.
De heer Frets gelooft dat de heer Verkouw hem niet begrepen heeft.
Spreker heeft op het oog dat een wijk in exploitatie wordt gebracht en
dat een bepaald perceel grond een bepaalde prijs krijgt. In een andere wijk
wordt dit ook gedaan en nu blijkt dat gelijkwaardige bouwterreinen zeer
verschillend in prijs zijn. Dit is niet juist. Men koopt dan natuurlijk dat
goedkope stuk grond, want het andere even mooie stuk grond is driemaal
zo duur.
Wethouder Bekker kan de heer Frets voor het antwoord op het door
hem gesprokene verwijzen naar de opmerkingen van de heer Verkouw. Men
moet het grondbedrijf en daar is de heer Frets het wel mee eens want
wij hebben het daar meermalen over gehad als één geheel zien. Het is
mogelijk dat de aankoopprijs van de grond plus de daarop komende kosten,
in de ene wijk hoger liggen dan in de andere wijk, maar het is niet zo,
dat de koper de keus wordt gelaten om de goedkoopste grond uit te zoeken,
want er wordt rekening gehouden met de verkoopprijs van het ogenblik.
De heer Frets kan geen geval aanwijzen waarin dit is gebeurd. Als er al
eens verschil in prijzen is geweest dan was dat verschil veroorzaakt door de
oppervlakte, de ligging of wat ook, van de grond. Er is nooit afstand
gedaan van de verkoopprijs van het ogenblik. Spreker gelooft dat op die
manier moet worden voortgegaan.
De heer Frets zegt dat inderdaad zo'n geval nog niet is voorgekomen,
omdat er nooit aan meer dan één plan tegelijk is gewerkt, maar dit gaat
nu komen. Nu worden verschillende plannen tegelijk ontwikkeld en dan
ontstaat de mogelijkheid dat een terrein in het ene plan goedkoper is dan
een gelijkwaardig terrein in een ander plan. Dat zou niet juist zijn.
Wethouder Bekker kan het met de heer Frets eens zijn dat dit onjuist
zou zijn, maar dat wordt niet gedaan en zal niet gebeuren. Als het wer-
kelijk gelijkwaardige terreinen zijn zullen zij natuurlijk dezelfde prijs op
moeten brengen. Als die gelijkwaardigheid er is spreker moet nog zien
dat van gelijkwaardigheid kan worden gesproken voor grond in de Geleer-
denbuurt en de Schouwbroekerpolder dan zal ook de prijs gelijk zijn.