17 december 1965
371
zij hebben niet tot resultaat geleid. In hoeverre deze besturen alle moge-
lijkheden hebben uitgebuit kan spreker niet beoordelen.
In hun antwoord stellen burgemeester en wethouders dat van een a.s.
ontslag van onderwijzers bij het openbaar onderwijs geen sprake is. Hierin
hebben zij volkomen gelijk, doch aan de bijzondere scholen ligt de zaak
wel geheel anders. Naar sprekers berekeningen zullen per 1 september
1966, gemeten naar de huidige situatie, zeker een zestal leerkrachten moe-
ten worden ontslagen, hetgeen hij bijzonder betreurt daar dit wellicht juist
jonge, enthousiaste leerkrachten zullen zijn. In dit verband verwondert het
spreker dat zijn prot. christelijke collega's hier tegenwoordig, gisteravond,
bij monde van de heer Enschedé, hebben verklaard vrede te hebben met
het antwoord van burgemeester en wethouders.
In hun antwoord merken burgemeester en wethouders ook op dat voor
de raad uitsluitend ter discussie staat of hij boventallige leerkrachten aan
de openbare lagere scholen wil verbinden. Dit is juist en klinkt gelukkig
anders dan een opmerking welke spreker enige tijd geleden hoorde, nl.
dat de gemeente in de eerste plaats voor het openbaar onderwijs zorg heeft
te dragen. Hij wil graag aannemen dat die opmerking niet zo bedoeld was.
Hij meent nl. dat de ouders die voor hun kinderen bijzonder onderwijs ver-
kiezen, even volwaardige burgers der gemeente zijn als de ouders die open-
baar onderwijs prefereren en dat de gemeente de plicht heeft om zowel
voor de kinderen die openbaar onderwijs volgen als voor hen die bijzonder
onderwijs genieten dezelfde zorg te hebben, zodat deze kinderen tot gelijk-
waardige leden van de maatschappij kunnen opgroeien. Spreker meent dat
het basis-onderwijs steeds belangrijker is geworden.
Naar spreker gisteravond meent te hebben beluisterd, is de fractie der
V.V.D. zowel als de fractie der P.v.d.A. momenteel nog niet zover dat reeds
een definitief standpunt wordt ingenomen. Mogelijk dat naast een nader
antwoord van het college ook hetgeen spreker hierbij naar voren heeft
mogen brengen mag meehelpen het standpunt der genoemde fracties nader
te bepalen.
In eerste instantie wil spreker het hierbij laten, na nog zijn dank te
hebben betuigd voor de gegevens welke de leden van de onderwijscom-
missie van de ambtenaar van het onderwijs hebben mogen ontvangen,
waardoor een duidelijk beeld van de kwestie kon worden verkregen.
Mevrouw Vriesendorp zegt dat dit voorstel inderdaad grote consternatie
heeft verwekt. Haar fractie heeft daar heel erg veel over nagedacht. Het
hoofdencontact heeft ons brieven hierover gestuurd en wij hebben hier
besprekingen gehad met de ambtenaar van het onderwijs, waarbij men
heeft getracht ons duidelijk te maken dat het allemaal niet zo dramatisch
was. Als men de overgelegde lijstjes inziet, ziet het er voor de openbare
scholen niet slecht uit. Er zou misschien voor de Crayenesterschool een
leerkracht te weinig zijn en voor de Voorwegschool is er, op grond van de
lokaalruimte, wel een leerkracht te krijgen die door het Rijk wordt ver-
goed. Wat spreekster in deze lijstjes wel opviel dat even terzijde is
dat de eerste klassen van de bijzondere scholen een grotere vermeerdering
van het aantal leerlingen te zien geven dan de eerste klassen van de open-
bare scholen. Bij de openbare scholen verlaten in de zesde klas veel meer
leerlingen de school dan er in de eerste klas zitten, terwijl het bij het bij-
zonder onderwijs precies andersom is. Spreekster weet niet of dat mis-
schien ook wel komt doordat er geen openbare school aan de Glip is, zo-
dat op het ogenblik vele kinderen, misschien noodgedwongen, het bijzonder
onderwijs volgen, waar wat meer plaats is. Er zit wel een fout in het ant-
woord van burgemeester en wethouders. Zij schrijven nl.: ,,Wij vragen ons
af of de besturen van de bijzondere scholen, waar klassen voorkomen met
meer dan 50 leerlingen, wel pogingen hebben gedaan om een extra
leerkracht door het Rijk vergoed te krijgen." Evenals de heer Willemse kan