372
17 december 1965
spreekster mededelen dat dit wel degelijk gebeurd is, maar helaas met een
negatief resultaat. Het wonderlijke is dat bij het ministerie met twee maat-
staven wordt gemeten, want tegen de gemeente wordt gezegd dat, wan-
neer een lokaal 50 m-' groot is, het ingevolge de bepalingen van het Bouw-
besluit maximaal bezet kan worden door een aantal leerlingen gelijk aan
65% van de vloeroppervlakte (32 leerlingen), terwijl voor de bijzondere
scholen een percentage van 76 geldt (38 lecrlingen). Dat is wel wat won-
derlijk. Het gaat hier om een heel groot verschil. Spreekster heeft evenals
de heer Willemse uitgerekend dat per 1 september zes zeven boventallige
leerkrachten bij het bijzonder onderwijs zouden komen te vervallen. De
zevende boventallige leerkracht, aan de Prinses Beatrixschool, zou twee
klassen in één lokaal moeten krijgen. Dat is betreurenswaardig. Spreekster
vraagt of dat nu pas voor 1967 gaat gelden, omdat zij dacht dat de bere-
kening van de klassedeler, zoals die nu is, nog een jaar doorloopt voor de
bijzondere scholen. Haar fractie wil dit besluit eigenlijk nog liever even
aanhouden. Het kan nl. zijn dat in september het getal leerlingen van de
eerste klassen van de openbare scholen veel groter is dan nu berekend en
dan zouden wij ook daar een te groot aantal leerlingen per onderwijskracht
hebben. Het lijkt spreekster beter dat de raad zich nu nog niet bindt om
geen boventallige leerkrachten aan te stellen (burgemeester en wethou-
ders zeggen dat er geen boventallige leerkrachten zijn op het ogenblik),
want als de norm van het Rijk (per 1 september) wordt aangehouden, dan
gelooft zij dat er per 1 september a.s. toch op de Crayenesterschool en de
Dreefschool te grote klassen zullen zijn. Kan niet even afgewacht worden
of er toch niet de mogelijkheid zal bestaan om in september een extra leer-
kracht te hebben, waardoor inderdaad maar een paar boventallige leer-
krachten bij het bijzonder onderwijs vergoed behoeven te worden
Wethouder Corver meent dat er niets aan te houden valt. De enige maat-
regel die genomen zou kunnen worden is een extra leerkracht te benoe-
men. Als dat op het ogenblik niet gedaan wordt, valt er niets aan te hou-
den.
De heer Rutgers: „Het gaat erom, dat niet nu maar in september mis-
schien wêl een boventallige leerkracht nodig is."
Wethouder Corver antwoordt dat als in september zou blijken dat het
absoluut noodzakelijk zou zijn dat er weer boventallige leerkrachten moe-
ten komen, burgemeester en wethouders daaraan natuurlijk zouden mee-
werken. Een nu te nemen besiuit geldt natuurlijk nooit voor de eeuwigheid.
Mevrouw Vriesendorp wil nog even ingaan op het gesprokene door de
heer Willemse. Zij is het met hem eens hoewel de wethouder zegt dat dat
fout is dat de gemeentelijke overheid heeft te zorgen dat de leerlingen
van het bijzonder onderwijs goed onderwijs krijgen. Wij kunnen nu wel
zeggen dat de ouders hun kinderen dan maar naar het openbaar onderwijs
moeten sturen, maar dat vindt spreekster een verkeerde instelling.
Mevrouw Cohen wil er haar grote vreugde over uitspreken dat in de
onderwijscommissie volkomen eenstemmigheid heerste over de afschuw
die de leden hadden van bezuinigingen op onderwijsgebied. Zij gelooft dat
men dat wel mag vergelijken met de onsteltenis, die minister Diepenhorst
beving bij het bezuinigingsplan van de V.V.D. voor het hoger onderwijs. De
eenstemmigheid van de onderwijscommissie op dit punt is h.i. te verklaren
uit de wijze van voorstellen van deze zaak in de nota van aanbieding van
de gemeentebegroting. Het niet meer aantrekken van boventallige leer-
krachten wordt hier nl. gezien in het kader van de omineuze woorden:
„niet strikt noodzakelijke uitgaven zullen achterwege dienen te blijven",
m.a.w. een bezuinigingsmaatregel. Spreekster gelooft ook dat daardoor
het betreurenswaardige feit zich heeft voorgedaan, dat deze onvolledige