374
17 december 1965
len ontslaan. De heer Willemse heeft gesteld dat dit bij het bijzonder on-
derwijs wel het geval zal zijn. Nu is het zo, en het is wel goed daar nog
eens op te wijzen, dat het een wettelijke maatregel is dat de gemeentebe-
sturen bij het bepalen van hun standpunt in dit opzicht en in andere op-
zichten evenzeer, moeten uitgaan van de situatie bij het openbaar onder-
wijs. Het zou het gemeentebestuur niet toegestaan zijn zich op de situatie
bij het bijzonder onderwijs te baseren. Burgemeester en wethouders zijn
zich zeer wel bewust van de taak die het gemeentebestuur ten aanzien
van het bijzonder onderwijs heeft. Spreker dacht dat dat bij vele gelegen-
heden is gebleken en dat daarvoor van de zijde van de bijzondere school-
besturen waardering bestond. Hij heeft er dan ook begrip voor dat van de
zijde van de besturen van de bijzondere scholen geen enkele reactie op dit
punt is gekomen, omdat zij blijkbaar wel begrijpen hoe de vork in de
steel zit. Er is alleen een reactie gekomen van het hoofdencontact en van
de betrokken leerkrachten zelf, die misschien minder goed weten hoe de
vork in de steel zit, maar die er bovendien persoonlijk bij betrokken zijn.
Dit ter verduidelijking van de situatie.
Bij de tweede fase van de verlaging van de leerlingenschaal zijn inder-
daad alle boventallige leerkrachten die de gemeente tot nu toe zelf be-
taalde, door het Rijk betaalde leerkrachten geworden. Mevrouw Cohen
heeft opgemerkt dat dit voor de derde fase evenzeer het geval zal zijn voor
de boventallige leerkrachten die nu zouden worden aangesteld, maar dat is
natuurlijk de vraag. Want de vraag is nog altijd welke maatstaf bij de
derde fase wordt aangelegd. Dat weet men niet. Op grond van de toestand
op dit ogenblik is er geen aanleiding boventallige leerkrachten aan te
steilen, ook al niet op grond van het feit dat er geen schoollokalen be-
schikbaar zijn. Indien de gemeente thans zou overgaan tot het aanstellen
van boventallige leerkrachten dan zouden deze leerkrachten bij daling van
het aantal leerlingen weer moeten worden ontslagen. Er is dus op dit mo-
ment geen sprake van een bezuinigingsmaatregel. Er is alleen sprake van
een vermindering van kosten omdat er voor de gemeente geen aanleiding
bestaat om nu weer nieuwe boventallige leerkrachten aan te stellen. Burge-
meester en wethouders kunnen helaas de wettelijke voorschriften niet voor-
bijzien en dan alleen ter wille van het bijzonder onderwijs boventallige
leerkrachten aanstellen. Dit is de verantwoordelijkheid die de besturen
van de bijzondere scholen zelf dragen en daar kan het gemeentebestuur nu
eenmaal niets aan veranderen.
Mevrouw Vriesendorp heeft nog gezegd dat de situatie bij de Crayenes-
terschool anders ligt. Dat heeft spreker niet helemaal precies begrepen.
Er is bij de Crayenesterschool geen andere situatie aanwezig.
Mevrouw Vriesendorp verduidelijkt dat er in september bij de Craye-
nesterschool gevaar zou kunnen dreigen, doordat bij de cijfers van nu daar
toch wel een leerkracht ontslagen zal moeten worden.
Wethouder Corver antwoordt dat dit dan weer opnieuw bekeken zal
moeten worden. Dat hangt bovendien af van het gemiddeld aantal Ieer-
lingen dat voor 1966 zal gelden en het aantal nieuwe leerlingen dat zich
voor het nieuwe schooljaar aanmeldt.
Mevrouw Vriesendorp: ,,Ik heb dit berekend aan de hand van het aan-
tal leerlingen dat nu in de le klas zit. Als het zo zou zijn dan zou er een
onderwijzer weg moeten."
Wethouder Corver antwoordt dat natuuriijk nooit voor de eeuwigheid
geldt wat vandaag wordt besloten. Als er een noodsituatie ontstaat, waar-
van allen overtuigd zijn dat daar iets aan gedaan zou moeten worden, dan
kunnen zowel het dagelijks bestuur van de gemeente als de raad natuúrlijk
weer andere maatregelen nemen. Het eerste wat dan gedaan zou moeten
worden en wat nu ook voor het openbaar onderwijs is gedaan, is naar Den