17 december 1965
375
Haag gaan om de nieuwe situatie uit te leggen en te vragen of het Rijk
een extra leerkracht voor rijksrekening wil nemen. Die mogelijkheid heeft
nu bestaan en die zou dan misschien ook bestaan. Op het ogenblik is de
situatie zoals spreker haar geschetst heeft.
De heer Willemse is het volkomen met de wethouder eens dat uitgegaan
moet worden van de wettelijke voorschriften. Maar dat maakt het juist
voor .de mensen van het bijzonder onderwijs zo ontzaglijk moeilijk. Spre-
ker heeft juist zoveel moeite met dit punt omdat hij begrip heeft voor de
hoge kosten die ermee gepaard gaan als er toch nog een gaatje gevonden
zou kunnen worden.
De wethouder stelt dat het bijzonder onderwijs altijd de volle medewer-
king van de gemeente heeft gekregen. Dat is zo en spreker heeft ook
niet gezegd dat dat niet het geval was. Hij heeft alleen een bepaalde op-
merking willen beantwoorden en hij heeft daarover in zijn eerste betoog
al gezegd dat die niet zo kwaad was bedoeld als zij mogelijk klonk.
De wethouder zegt dat er dus geen aanieiding bestaat voor het benoe-
men van een boventallige leerkracht, maar spreker zou graag een iets
duidelijker antwoord wiilen hebben. Spreker vraagt of er in de situatie die
zich over een aantal maanden zal voordoen, wanneer dus het aantal
nieuwe leerlingen bekend is, geen mogelijkheid zit, want als er maar één
school met een vrij groot aantal eerste klassers uit de bus komt, dan zou
er z.i. een mogelijkheid zijn. Tussen een aanleiding en een mogelijkheid ziet
spreker dus nog wel verschil. Wanneer de wethouder hem duidelijk kan
maken dat ook zelfs die mogelijkheid er niet inzit, dan zou spreker, hoe
verschrikkelijk hem dat ook zou spijten, moeten capituleren. Hij wil in
genendele tegen de begroting stemmen, daar gaat het helemaal niet om.
Om met een voorstel te komen en daarmee roemloos ten onder te gaan
heeft ook geen enkele zin. Spreker ziet als een klein lichtpuntje nog het
volgende. De wethouder heeft geen enkele reactie van de besturen van de
bijzondere scholen gehad en dat is voor hem een aanwijzing geweest dat
zij begrip voor deze situatie hebben. Dat is spreker met de wethouder niet
eens. Dat men niet gereageerd heeft komt, naar sprekers eerlijke overtui-
ging, omdat men de merites van dit geval niet heeft door gehad, respec-
tievelijk hier nog niet in is gedoken. Dit hebben de hoofden van de scholen
wel door gehad, want enkele hoofden hebben spreker benaderd en ge-
vraagd of hij ergens iets kon doen. Spreker heeft hen verwezen naar hun
besturen met het advies hun besturen precies de weg aan te geven die zij
voor het enige lichtpuntje dat er nog inzit moeten volgen. Natuurlijk zullen
de schoolhoofden dit doen.
Spreker is even geschrokken van de opmerking van mevrouw Vriesen-
dorp dat eigenlijk met twee maatstaven wordt gemeten. Hij kan zich niet
voorstellen dat dat het geval is. Mocht het gebeurd zijn dan gaat hij
priorie van de veronderstelling uit dat het een vergissing is geweest. Het
enige dat spreker in deze hele situatie nog kan doen, is aan het college van
burgemeester en wethouders, met name aan de wethouder van onderwijs
en middels hem aan de ambtenaar belast met de onderwijszaken, waar-
van hij weet dat deze verbazend goed in de materie is ingewerkt, te
vragen, te helpen als een bestuur van een bijzondere school bij hem komt,
en dan nog iets verder te willen gaan. Hij kan nl. zö zien bij welke scho-
len het knelpunt komt te zitten. Het Is misschien niet helemaal gebruike-
lijk, maar zou de ambtenaar van onderwijszaken niet zelf contact kunnen
opnemen met deze besturen, eventueel met een advies van het hoofd van
de school, waarbij hij attendeert op de mogelijkheid die er dan nog is om
de scholen uit de impasse te helpen waarin zij straks geraken.
Mevrouw Vriesendorp wil de bewering van de wethouder, dat de bestu-
ren van de scholen zich hier niet zo druk over gemaakt hebben omdat zij
blijkbaar begrip hadden voor de situatie, tegenspreken. Zij weet dat een