320
17 december 1965
yraag- 95. In het algemeen zou spreker de heer Kooijmans verder willen
steunen. Het vorige jaar heeft spreker ook al een nota gevraagd over de
grote beleidslijnen. Mogelijk is de tijd rijp voor een nota hoe burgemeester
en wethouders nu eigenlijk de huisvesting van Openbare Werken en de
Bedrijven in de toekomst zien.
Wethouder Van Wijk antwoordt dat de heer Brandsma heeft gevraagd
wanneer het gebouw voor de bedrijven in gebruik kan worden genomen.
Spreker kan het op geen jaren na zeggen. Als hij dit zelf moet taxeren
meent hij 1970, 1971 of zo daaromtrent. In de eerste plaats is er nog een
lopende huur bij de bedrijven, die in 1967 afloopt. Dan moet het uitbrei-
dingsplan maar dat kan inmiddels gebeuren worden gewijzigd en
goedgekeurd. Komen daar bezwaren tegen dan kan dat allemaal lang
duren. Dan moeten de plannen gereedgemaakt worden, de financiering
moet worden aangetrokken, de haven moet gedempt worden, de weg moet
aangeiegd zijn waaraan dat gebouw komt te liggen en dan moet er nog
gebouwd worden. Dit ailes, laten wij niet te optimistisch zijn, zal zeker
een jaar of 5 vergen. Spreker meent wel dat elke mogelijkheid die zich
voordoet om hierin verder te gaan moet worden toegepast. Ook al, en
dan komt spreker bij de opmerking van de heer Van der Hulst, in verband
met de uitrit voor het politiebureau. Spreker meent dat deze uitrit voor
een groot deel achterom zal moeten gebeuren, door de Nijverheidsweg of
Industrieweg heen en dan Iangs een weg doorgetrokken over het stuk grond
naast de haven waar vroeger kolen gelost werden, en zo uitkomend op de
Heemsteedse Dreef ten noorden van „de Ohjftak". Het politiebureau heeft
die uitweg zeker nodig, omdat het bij de provinciale weg een heel gevaar-
iijke situatie blijft. Spreker dacht zelfs dat naar een voorlopige oplossing
moet worden uitgezien.
De heer Kooijmans heeft gesproken over het inwinnen van inlichtingen
bij bedrijfshoofden. Spreker gelooft dat het college er geen bezwaar tegen
heeft dat de raadsleden waar dan ook inlichtingen inwinnen, hetzij recht-
streeks of langs een omweg of vergelijkenderwijze of hoe dan ook. Burge-
meester en wethouders zijn ervan overtuigd dat de raadsleden tot dezelfde
conclusie zullen komen als zij. Spreker zou in dit verband nog willen zeggen
dat ruimte alleen nog niet eens een probleem is, maar efficiency, gemak-
kelijker beheer, misschien één concierge, misschien één verwarming. Er
zijn vele voordeien verbonden aan het samenvoegen van diensten die elkaar
niet bijten, die min of meer in elkaars verlengde liggen. Dat alleen zou
naar sprekers mening al voldoende zijn. Misschien dat de bedrijven, wat
de efficiency betreft, op het moment meer behoefte hebben aan een wat
moderner gebouw, Openbare Werken, daar heeft spreker zich van over-
tuigd, heeft behoefte aan ruimte. Men zit teveel op elkaar. Het is een
ongelukkig gebouw en het staat er nu eenmaal ongelukkig. Wat daar dan
verder mee zal moeten gebeuren is weer een andere vraag, maar als wij
toch zouden gaan bouwen, b.v. voor de Bedrijven, dan meent spreker dat
het alleszins geoorloofd is en geboden en ook economisch juist, om daar
tevens een gebouw voor Openbare Werken naast te zetten. Het is trouwens
een oude wens van de raad en zeer zeker van de heer Zegwaart, zelfs van
spreker persoonlijk. Jaren terug, toen spreker nog raadslid was, heeft hij
hiernaar al uitgezien. Het lijkt spreker veel beter dat dergelijke diensten
worden gecombineerd want er vloeien veel voordelen uit voort wat betreft
het beheer. Hij heeft de ervaring dat men van goed opgezette zaken zijn
ieven lang zegt: „wat ben ik blij dat ik het zo gedaan heb". De raad moet
hier niet teveel aan kruimelwerk gaan doen, niet teveel aan bijgebouwen.
Van bijgebouwen heeft spreker maar weinig voordeel en nut gezien. Het is
toch nooit 100%. Men moet altijd beginnen met consessies te doen en
achteraf zegt men: ,,was ik maar nooit zo gaan rommelen".
De heer Frets heeft gesproken over een adviseur. Spreker ziet de plaats
van deze man nog niet met betrekking tot het grondbedrijf. Spreker dacht