17 december 1965
387
van rust en ontspanning dat iedere forens, die een dag in een drukke stad
heeft doorgebracht, overvalt als hij in de frisse lucht van Heemstede terug-
komt. Naast dat beeld zou een fontein, waar de heer Enschedé het giste-
ren over had, helemaal niet misstaan. Na deze slopende tocht weer thuis-
gekomen, heeft spreekster haar besluit genomen en haar fractievoorzitter
opgebeld' en gezegd: „Ik praat beslist niet meer over die beelden. Als îk
het zou doen, zou het, met alle respect, toch niet anders zijn dan paarlen
voor de zwijnen."
De voorzitter zegt genoten te hebben van de beschrijving van deze wan-
deling Spreker concludeert dat mevrouw Cohen al wandelend haar woede
is kwijtgeraakt, ondanks het feit dat er nergens beelden stonden. In de
vraag wordt gesproken over dorpsverfraaiing en mevrouw Cohen denkt
daarbij dan aan beelden. Een dorp kan echter ook op andere wijze dan
door het plaatsen van beelden worden verfraaid, b.v. door plantsoenen. Het
is natuurlijk bovendien de vraag welke beelden er zouden moeten komen.
Mevrouw Cohen is zo prachtig begonnen met een beeld van een hert in
Groenendaal. Dat zou daar niet misstaan. Mischien kunnen wij in Groe-
nendaal een levend hert loslaten. Een duikende figuur voor een zwembad
is een goede gedachte, als het beeld maar niet te abstract wordt. Een beeld
op het Wilhelminaplein lijkt spreker moeilijk te realiseren, ondanks het
feit dat het ook een goede gedachte is. Spreker vraagt wat mevrouw Cohen
wil.
Mevrouw Cohen: ,,Een beeld."
De voorzitter zegt dit toe. Dat zal dit jaar gebeuren en dan is daarmee
niet bedoeld het beeld dat eventueel bij het politiebureau komt, want an-
ders is mevrouw Cohen niet tevreden. Dit zal een begin zijn, maar dan
moet het ook een goed beeld zijn. In ieder geval moet het een beeld zijn
dat bijdraagt tot de verfraaiing van de gemeente. Daarover zijn wij het
wel eens.
De heer Enschedé: „Zou het helpen als wij zeggen dat wij daar gaarne
steun aan verlenen?"
PUNT 83
Mevrouw Cohen vraagt zich bij het antwoord op deze vraag af of burge-
meester en wethouders werkelijk doordrongen zijn van het belang van
meerdere speelgelegenheden. Spreekster heeft bij een vorige gelegenheid
al medegedeeld dat er over dit onderwerp kort na elkaar twee uitvoerige
lezingen zijn gehouden. De eerste lezing van de heer Van Halen, consulent
van de stichting ,,Ruimte voor de Jeugd", had als onderwerp „Het kind
en de speelgelegenheden". De tweede lezing is gehouden door ir. Spaar-
garen, adjunct-directeur van Gemeentewerken van Arnhem, met als titel
Waa'r moeten onze kinderen buiten spelen?" Beiden dringen aan op
samenwerking met stedebouwkundigen en onderstrepen het grote belang
van het spel. Gebrek aan spelaktiviteit geeft slechtere schoolresultaten.
Verveling en baldadigheid van de jeugd zijn gedeeltelijk te verklaren uit
een gebrek aan spelmogelijkheden. Kleuters kunnen eigenlijk alleen maar
goed spelen op een afstand van maximaal 80 meter van hun moeder. Er
werd bij deze lezingen van alle kanten op aangedrongen om bij flatgebou-
wen niet mooie kijktuinen te maken maar werkelijke speelgelegenheden.
Ook werd aangedrongen op de aanleg van verschillende soorten speelter-
reinen, nl. voor kleuters, voor de lagere schooljeugd en voor pubers. Spreek-
ster zou graag grote aandacht van burgemeester en wethouders voor dit
probleem willen vragen bij de uitwerking van de nieuwe uitbreidingsplan-
nen. Het heeft spreekster getroffen dat in het uitbreidingsplan Van Mer-
lenlaan-Kerklaan maar twee heel kleine speelveldjes zijn geprojecteerd.