388
17 december 1965
Haar vraag is, waar daar de kleuters moeten blijven en waar daar een
balletje getrapt kan worden.
f~heer/ButgorB: „Dat is mij uit het hart gegrepen."
hJ/ïfa De beer Van der Linden heeft bij de informele bespreking van de uit-
1 breidingsplannen al zijn angst uitgesproken dat daarin zo weinig gele-
genheid was geprojecteerd voor de jeugd om te spelen. Spreker is het met
mevrouw Cohen volmaakt eens dat er toch wel heel weinig gelegenheid
voor de jeugd is om te spelen. Spreker zou nogeens de grootste aandrang
op het eollege willen uitoefenen om bij het verder uitwerken van de be-
stemmingsplannen hier grote aandacht aan te schenken, want het is van
veel belang dat de kinderen niet op straat behoeven te spelen maar ge-
legenheid krijgen om zich te uiten zoals zij zich als kind moeten uiten.
Wethouder mevrouw Van der Meulen antwoordt dat de betogen van de
heer Van der Linden en mevrouw Cohen haar wel degelijk hebben aange-
sproken. Spreekster gelooft zeker dat het college begrip heeft voor het
feit dat de kinderen in iedere buurt moeten kunnen spelen, omdat het an-
ders geen leefbare buurt is. Bij de Ir. Lelylaan in een buurt dus waar
heel weinig gelegenheid is om te spelen en waar veel kinderen wonen
zijn burgemeester en wethouders erin geslaagd een zeer goed speelter-
rein in te richten. In het plan voor het terrein Van Merlenlaan-Kerklaan
zijn inderdaad maar twee vrij kleine terreintjes als speelgelegenheid aan-
gegeven. Mevrouw Cohen zal echter toch wel van de stedebouwkundige
gehoord hebben dat er bij iedere flat, waar nu groen is aangegeven, de
mogelijkheid bestaat een speelterrein in het groen voor kleuters in te rich-
ten. Spreekster gelooft ook dat dat wel een eerste noodzaak is als men
aanneemt dat kleuters alleen maar goed kunnen spelen op een afstand
van maximaal 80 meter van hun moeder. Daarbij zal niet uitsluitend ge-
keken moeten worden naar mooi groen met een prikkeldraad erdoor, waar
geen kind door kan komen zonder zich te verwonden. De twee geprojec-
teerde veldjes zijn dan bestemd voor de iets grotere kinderen die al naar
school gaan. Elk van deze veldjes zou op een andere manier ingericht kun-
nen worden, zodat de kinderen hier aan hun spelmogelijkheden komen.
Voor een zgn. trapveldje heeft het college een blik geworpen op de tuin
achter de leeszaal. Spreekster kan zich voorstellen dat een deel van de
raad misschien zal zeggen dat het zonde is om die mooie tuin voor trap-
veldje of voor speelplaats van opgroeiende jeugd te gebruiken. Zij gelooft
echter dat men dat ervoor over moet hebben omdat dit het enige terrein
van een redelijke grootte in deze wijk is, dat voor speelgelegenheid be-
stemd kan worden.
De voorzitter: „Niet alleen kleuters willen met een bal spelen, maar
raadsleden spelen elkaar ook wel eens de bal toe."
Wethouder mevrouw Van der Meulen: ,,Ik beantwoordde ook de heer
Van der Linden."
De voorzitter: „Dat is ook een raadslid."
Wethouder mevrouw Van der Meulen: „U bedoelt het een klein beetje
boosaardig."
PUNT 84
Mevrouw Cohen merkt op dat volgens een bericht in Haarlems Dagblad
de minister een overzicht heeft gegeven van de richtlijnen voor de bij-
standsverlening van 100 gemeenten die representatief voor andere ge-
meenten genoemd kunnen worden. Hieruit blijkt dat de Heemsteedse en
dus zeker de Haarlemse normen bepaald aan de lage kant zijn. Spreekster
vraagt of burgemeester en wethouders bereid zijn te bevorderen dat de