22
27 januari 1966
terrein ten behoeve van de sportparken. Sprekers fractie is van oordeel dat
het voor dit laatste doel nog- uitermate geschikt is. Zij heeft zelfs gedacht
aan de mogelijkheid spreker weet niet of die uitvoerbaar is om daar
een sporthal te creëren plus een parkeerterrein. Spreker noemt dit even
terloops. Het college oordeelt hier nu anders over en vindt zonder het
bestuur van de Heemsteedse Sportparken hierin te hebben gekend dat
het terrein een doelmatiger bestemming krijgt wanneer daarop een benzine-
servicestation wordt gesticht. Zijn fractie kan er inkomen dat, naar de
mening van het college, de normen, neergelegd in de verordening betref-
fende het plaatsen van benzinepompen, niet zwaar genoeg wegen om op
grond daarvan een vergunning voor het plaatsen van een benzinepomp te
weigeren. Intussen denkt spreker ook en passant aan de opmerking van
mevrouw Gaasterland, of het geen tijd wordt dat in de benzinepompenver-
ordening een zodanige beperking wordt aangebracht dat voor bepaalde
wijken een bepaald maximum van het aantal te verlenen vergunningen
voor benzinepompen wordt aangegeven. Spreker wil dit echter laten rusten,
want het lijkt hem niet juist dit nú aan de orde te stellen.
Maar het gaat hier om meer. Er wordt namelijk een compleet service-
station gebouwd, dat zeker niet in de eerste plaats bedoeld is voor de
autobezoekers van de sportparken en de zwemvijvers, maar dat straks,
eenmaal geopend, een eigen dagelijkse functie zal gaan krijgen in een
omgeving, waarin het naar het oordeel van sprekers fractie te enen male
niet thuishoort. Voor een dergelijk bedrijf gaan haar gedachten veel eerder
uit naar ,,de Glip".
Men zal begrijpen dat zijn fractie haar visie wil laten meespreken bij
het vormen van een oordeel over het aanhangige voorstel. Er is ook geen
andere mogelijkheid gelaten. De bouw van het station past niet in het
vigerende uitbreidingsplan. Daarom heeft het college naar artikel 20 van
de Wederopbouwwet gegrepen, voor het verlenen van een bouwvergunning.
Het is bekend dat het gewenst is van artikel 20 een spaarzaam gebruik te
maken, omdat het een afwijking van de normale procedure, die met meer
waarborgen is omringd, betekent. Z.i. had in dit geval artikel 20 zeker
niet moeten worden toegepast want het gaat hier om een belangrijke
afwijking van het uitbreidingsplan. Er komt een verkeersaantrekkend
bedrijf en deze afwijking was belangrijk genoeg om die door de raad te
doen behandelen. In het adres van de omwonenden wordt o.a. de vraag aan
de orde gesteld of artikel 20 der Wederopbouwwet door het college wel
g°ed is toegepast. Spreker wil voorlopig aannemen dat dit wel gebeurd is,
maar mocht dat niet zo zijn, dan kan gerust aan Gedeputeerde Staten wor-
den overgelaten om te beoordelen of de wet hier goed is toegepast.
Spreker weet niet of het college erbij stil heeft gestaan dat in het gege-
ven geval zonder meer is voorbijgegaan aan de verordening houdende
verbod tot het uitoefenen van winkel- en andere bedrijven in bepaalde
delen van de gemeente. Het gemeentebestuur is destijds zeer vooruitstre-
vend geweest en heeft in 1935 al een dergelijke verordening vastgesteld.
En nu zullen burgemeester en wethouders misschien zeggen dat straks het
uitbreidingsplan is goedgekeurd en dat men dan weer en rêgle is, want
dan valt deze grond niet meer onder die verordening.
Het zal duidelijk zijn dat sprekers fractie, los van de achtergronden,
ernstige bedenkingen tegen het voorstel heeft, maar deze achtergronden
doen de deur dicht. Laat er vooral geen misverstand bestaan. Natuurlijk
draagt zijn fractie R.C.H. een goed hart toe en acht zij het een groot belang
de club voor de gemeente te behouden. Hieraan zal ook zeker het college
gedacht hebben. Daarmee is inderdaad een gemeentebelang gemoeid. Zijn
fractie wil daarbij niet voor anderen onderdoen, maar zij acht het een
heilloze weg, dat een plaatselijke vereniging, op indirecte wijze, mede het
gemeentelijk beleid in casu dât en wäar een benzineservicestation zal
worden geplaatst bepaalt. En dit is hier gebeurd. Hiermede wordt een