24
27 januari 1966
voor het onderhavige bouwwerk zeker worden toegepast. Het betreft
geen gerote flat, het is een servicestation dat juist in de lijn ligt om in het
geldende uitbreidingsplan te worden ingepast. Spreker acht dat eigenlijk
geen groot bezwaar. Hij begrijpt natuurlijk wel de bezwaren van de om-
wonenden. Spreker is ter plaatse gaan kijken en hij heeft gezien dat de
afstand tussen de huizen, vaak nog over een water heen, en het te bouwen
benzinestation zeer behoorlijk is en dat er voldoende ruimte en openheid
blijft die aan de Sportparklaan eigen is. Spreker meent dus dat artikel 20
van de Wederopbouwwet, afgezien van de vraag of juist is gehandeld met
betrekking tot het bekendmaken van de geiegenheid voor het inbrengen
va,n bezwaren spreker ziet er voorlopig nog geen negatief punt in
juist is toegepast. Hij meent dat de benzinepompenverordening moet worden
gehanteerd zoals zij is. Daarin worden bepaalde punten genoemd die aan-
leiding kunnen zijn voor het weigeren van een vergunning, zoals het dichtbij
zijn van andere benzinepompen, van veiligheid voor het verkeer, van stede-
schoon e.d., waarvan toch moeilijk kan worden gezegd dat die hier gehan-
teerd kunnen worden. Men wil nu ineens veel verder gaan met het beperken
van de mogelijkheid voor het plaatsen van benzinepompen maar spreker
zou het niet juist achten. De maatschappij heeft nu eenmaal haar ontwik-
keling, deze dingen moeten er komen. Spreker is blij dat deze verordening
bestaat, maar het maken van zö stringente bepalingen als de genoemde,
gaat spreker te ver.
Komende tot het punt van de verkoop van de grond kan spreker zich niet
voorstellen dat het college deze helemaal los ziet van het belang van
Heemstede en ook dus van het belang van R.C.H. Spreker is bepaald van
mening dat ten deze van de benzinemaatschappijen wei een financieel offer
kan worden gevraagd als zij dat kunnen en wiilen betalen. Benzinemaat-
schappijen brengen een dergelijk offer aan particulieren heel graag en heel
vaak en hij ziet niet in waarom de overheid dat niet mag toucheren. Dan
komt dus de vraag aan de orde: is wat hier gebeurt in het belang van de
gemeente Voorshands wil spreker zeggen dat zijn fractie het belang van
R.C.H. en het belang van de sportparken dat daarmee gemoeid is, van
dergelijk gewicht vindt dat zij niet kan inzien dat door het te nemen besiuit
niet in het belang van de gemeente wordt gehandeld.
De heer Kooijmans wil zich even iosmaken van de achtergronden van
deze zaak, maar de verkoop van de grond op zichzelf beschouwen. Hij kan
zich niet voorstellen dat de plaats waar het benzinestation zal worden
gebouwd gunstig is. Hij meent dat het aanzien van de gemeente er door
geschaad wordt. Dit gebouw hoort niet bij een sportpark en een zwembad.
Wat de kwestie van de grondprijs betreft zou spreker mee kunnen gaan
met de mening van de wethouder dat de gemeente aan een benzinemaat-
schappij eenzelfde prijs moet vragen die voor anderen geldt. Maar hier
komt nog wat anders bij. De benzinemaatschappij wil daar een service-
station stichten, omdat er veel bezoekers voor de sportparken en voor de
zweminrichting per auto komen. De sportparken kosten de gemeente tien-
tallen duizenden guldens per jaar en ook de zweminrichting heeft veel geld
gekost. Als een benzinemaatschappij juist omdat daar een sportpark en een
zweminrichting zijn, een benzinestation wil vestigen, uit de aanwezigheid
van die sportparken en zweminrichting dus voordeel verwachtend, dan acht
spreker het zeer wel mogelijk dat de gemeente de grond niet voor de
geldende prijs verkoopt maar er wat bovenop zet. Wanneer de gemeente
het verversingshuis in Groenendaal verpacht dan wordt er rekening mee
gehouden dat Groenendaal aan de gemeente jaarlijks veel geld kost en dat
de gemeente door haar zorg voor het bos, hertenkamp, enz., de omstandig-
heden schept waardoor daar veel mensen komen. Daarom wordt een pacht
bedongen, die Ugt boven de normale pacht voor een dergelijk restaurant
aan de weg. Omdat de gemeente aan de Sportparklaan door het instand-