46
2e afd.
31 maart 1966
STUDIETOELAGEKEGELING.
Heemstede, 9 maart 1966.
Aan de Raad,
Bij Uw besluit van 25 september 1947, no. 57, gewijzigd bij Uw besluit
van 27 september 1951, no. 66, heeft Uw raad aan ons college de bevoegd-
heid verleend om in bepaalde gevallen een studietoelage te verlenen ten
gunste van leerlingen, die zijn toegelaten tot een inrichting voor middel-
baar of voorbereidend hoger onderwijs of van scholen of cursussen voor
enig ander onderwijs,
Het wil ons voorkomen, dat het aanbeveling verdient deze regeling meer
aan te passen aan de algemeen gewijzigde opvattingen en inzichten bij de
beoordeling van aanvragen om toekenning van een studietoelage. Naar
onze mening behoren meerdere tot nog toe gehanteerde voorwaarden te
worden herzien dan wel kunnen vervallen.
Zo achten wij het gewenst om de voorwaarde, dat een leerling een gemid-
deld rapportcijfer van tenminste 7 moet behalen om voor een bijdrage in
aanmerking te kunnen komen, niet langer te handhaven. Blijkens verkre-
gen inlichtingen hanteert b.v. het Rijk deze norm al enige tijd niet meer
bij het toekennen van een renteloos voorschot. Om voor een rijksbeurs in
aanmerking te komen dient een ieerling van een school die voor middelbaar
of voorbereidend hogeronderwijs in de laagste drie klassen tenminste 7 te be-
halen en in de hogere leerjaren 614Bekend is, dat het Rijk bij het toepassen
van deze normen soepel te werk gaat en ook wel toelagen verstrekt bij
mindere studieresultaten. Ter verkrijging van een meer uniforme behan-
deling van aanvragen voor een studietoelage lijkt het ons gewenst de
hiervoor vermelde rijksnormen eveneens te gaan aanhouden. Om praktische
redenen geven wij er daarbij echter de voorkeur aan dit niet langer in de
regeling op te nemen. Gebeurt dat wel dan ontstaat het risico, dat de
regeling bij een verandering van de algemene normen eveneens steeds zou
moeten worden gewijzigd, hetgeen de overzichtelijkheid niet zou bevorderen.
Voorts stellen wij U voor de bepaling te laten vervallen, dat geen toelage
kan worden toegekend indien een leerling één van de hoogste klassen van
de lagere school of een klas van een inrichting voor voortgezet onderwijs
heeft gedoubleerd. Het Rijk gaat evenmin zo ver om een leerling, die is
blijven zitten, nimmer een toelage toe te kennen met dien verstande, dat
in principe geen toelage wordt gegeven in het jaar, waarin een leerling
voor de tweede maal in dezelfde klasse is geplaatst.
Tenslotte zien wij geen wezenlijke reden om de kosten van schrijf- en
kleine tekenbehoeften, handwerkbenodigdheden, kleding en schoeisel voor
lichamelijke oefening of vakopleiding langer buiten de regeling te houden.
Naar onze mennig kunnen deze kosten wel degelijk geacht worden tot
studiekosten te behoren.
Ter bevordering van de overzichtelijkheid van de regeling achten wij het
gewenst, dat de bestaande regeling wordt ingetrokken en een nieuwe wordt
vastgesteld.
Hiertoe bieden wij U bijgaand ontwerp-besluit ter bekrachtiging aan.
Burgemeester en wethouders van Heemstede,
A. G. A. van Rappard.
De secretaris,
J. M. Kruitwagen.