68
2e afd.
26 mei 1966
nig deel in mindering gebracht op het bedrag van het algemeen
ouderdomspensioen, dat gerekend wordt deel uit te maken van
het pensioen, als de diensttijd, waamaar dat pensioen is of ge-
acht wordt te zijn berekend, zich verhoudt tot het totaal van
de diensttijden.
VII Het eerste en tweede lid van artikel 21 worden gelezen als volgt:
1. Het pensioen van de weduwe van een overleden wethouder dan
wel van een overleden gewezen wethouder bedraagt voor ieder
dienstjaar als wethouder doorgebracht, tot een maximum van
20 jaren, ten hoogste 2.2 ten honderd van de laatstelijk genoten
wedde bedoeld in artikel 8.
2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid wordt het pen-
sioen van de weduwe van hem, die overlijdt als wethouder vôör
het bereiken van de leeftijd van 65 jaar, of als gewezen wet-
houder in de periode, waarover hem een uitkering als bedoeld
in artikel 1, is toegekend, afgeleid van een diensttijd, met een
maximum van 20 jaren, welke zou zijn vervuld indien de over-
leden wethouder of gewezen wethouder zijn ambt tot de leeftijd
van 65 jaar zou hebben bekleed.
Vni Artikel 23 wordt gelezen:
Het gezamenlijk bedrag aan weduwen- en wezenpensioen of aan
wezenpensioen gaat het bedrag van het pensioen, waarop de over-
leden echtgenoot aanspraak had of uitzicht zou hebben gehad in-
dien hij niet was overleden, niet te boven. Indien in verband met
dit voorschrift de pensioenen een vermindering moeten ondergaan,
geschiedt deze in evenredigheid van de bedragen dier pensioenen.
IX Artikel 24 wordt gewijzigd als volgt:
a. Het eerste lid wordt gelezen:
1. Indien wegens eenzelfde sterfgeval voor de weduwe aan-
spraak bestaat op een weduwenpensioen zowel krachtens
deze verordening als krachtens een andere regeling, als be-
doeld in het tweede lid, en het totaal van die pensioenen
meer zou bedragen dan het in het derde lid bedoelde grens-
bedrag, wordt eerstbedoeld pensioen beperkt tot een zoda-
nig gedeelte van dat grensbedrag, als evenredig is aan de
verhouding, waarin dat pensioen staat tot het totaal van die
pensioenen.
b. Het derde lid wordt vervangen door de volgende twee leden:
3. Het in het eerste lid bedoelde grensbedrag is gelijk aan het
bedrag dat, berekend naar de maximaal in aanmerking ko-
mende diensttijd, aan weduwenpensioen zou zijn toegekend,
met dien verstande, dat het niet minder bedraagt dan
11,562,—.
4. Indien het bedrag van het weduwenpensioen, bedoeld in het
tweede lid, dan wel het hoogste bedrag, waarop dat pensioen
berekend naar de maximaal in aanmerking komende dienst-
tijd, kan worden toegekend, meer bedraagt dan het grens-
drag, treedt dat hogere bedrag voor de toepassing van het
eerste lid in de plaats van het grensbedrag.
c. Het vierde en vijfde lid worden onderscheidenlijk vernummerd
in vijfde en zesde Iid.