De bestemming van het terrein aan de Limburglaan waarop onlangs met
toepassing van artikel 20 der Wederopbouwwet een kerk is gesticht, is
aangepast aan de feitelijke situatie.
Daar het bij het plan betrokken gebied in het centrum van de gemeente
ligt, op zeer korte afstand van winkels en andere bedrijven, bchoeven in
dit gebied geen winkels e.d. te worden opgenomen.
Weliswaar moet bij de realisering van het plan een gedeelte van de
Zandvaart worden gedempt, doch elders zijn nieuwe waterpartijen gedacht.
Ten westen van de hoofdweg, ongeveer in het verlengde van de Blekers-
vaart en ten zuiden van de verzorgingsflat is een gracht geprojecteerd, die
verbonden is met de bestaande Zandvaart ten westen van het Raadhuis.
Het gedeelte nabij het verzorgingscentrum is tot een vijver verbreed. Ook
is een ringvormige gracht in het westelijke gedeeite van het plan geprojec-
teerd. Waar de waterpartijen de wegen kruisen wordt de doorstroming
bewerkstelligd door duikers.
Op grond van het plan kunnen de volgende aantallen woningen worden
gebouwd:
15 eengezinswoningen klasse A1 (blokjes van twee woningen, drie garages
en één woning)
52 vrijstaande eengezinswoningen klasse A2 en A3;
32 eengezinswoningen klasse F (blokjes van verschillende afmetingen)
186 meergezinshuizen klasse B (5 lagen op onderbouw; inclusief 6 kleine
woningen in onderbouw)
35 meergezinshuizen klasse C (7 lagen op twee lagen onderbouw)
32 meergezinshuizen klasse D (8 lagen op onderbouw)
90 meergezinshuizen klasse E (9 lagen op onderbouw)
150 eenheden in verzorgingsflatcentrum
592
De Provinciale Planologische Commissie heeft het plan gunstig beoor-
deeld. Blijkens bijbehorende begroting is een sluitende exploitatie te ver-
wachten.
De voorschriften.
De inhoud en de opzet van de voorschriften zijn, vergeleken met de tot
dusver gebruikelijke bebouwingsvoorschriften bij een uitbreidingsplan, ge-
heel veranderd, zulks in verband met de inwerkingtreding per 1 augustus
1965 van de Wet en het Besluit op de Ruimtelijke Ordening.
In afdeling A, Algemene Bepalingen, is als artikel 3 opgenomen de
voorheen reeds bekende en veelal onder de slotbepalingen der bebouwings-
voorschriften voorkomende bepaling inzake vrijstelling voor de oprichting
van transformatorhuisjes e.d. Ook artikel 4 is een reeds uit het verleden
bekende bepaling; deze betreft de bevoegdheid van burgemeester en wet-
houders om het plan enigszins te wijzigen. Artikel 5 geeft een regeling
ten aanzien van werken, niet zijnde bouwwerken, waarvoor een z.g. aan-
legvergunning nodig is. Deze regeling steunt op artikel 14 van de wet.
Afdelig B, Bestemmingen, is qua inhoud grotendeels identiek aan de
vroegere bebouwingsvoorschriften. Nieuw zijn de artikelen 6 en 25. Artikel
6 benadrukt het verschil tussen gebruik als bouwgrond en ander gebruik.
Artikel 25 beoogt reeds gerealiseerde bestemmingen van onbebouwd blijven-
de gronden te beschermen. In redactie en terminologie is hier direct aan-
sluiting gezocht bij terminologie en strekking van de wet.
Hoofdstuk I van de afdeling B is verdeeld in paragraaf 1, algemene be-
palingen en paragraaf 2, de hoofdgebouwen en hun aanhorigheden. De
inhoud van deze paragrafen behoeft o.i. geen nadere toelichting. Hetzelfde
geldt voor hoofdstuk II, Voorschriften omtrent ander gebruik.
Hoofdstuk III van de afdeling B, bevattende voorschriften omtrent het
gebruik van nieuw opgerichte gebouwen, is geheel nieuw, doch de inhoud
ervan spreekt voor zich zelf. De vrijstellingsbepaling van artikel 29 kan