de afstand tussen de op de kaart aangegeven bebouwingsstrook en de
achtergrens van het bouwperceel op geen enkel punt minder is dan
20.00 m.
Artikel 12.
1. Op de gronden bestemd voor meergezinshuizen, bebouwingscategorieën
B, C, D en E, mogen uitsluitend gebouwen worden opgericht welke be-
stemd zijn voor bewoning door meer dan één gezin.
2. De meergezinshuizen moeten in de voorgevelrooilijn worden geplaatst.
3. De eindwoningen in een bebouwingsstrook moeten in de zijgevelrooilijn
worden geplaatst.
Burgemeester en wethouders kunnen hiervan vrijstelling verlenen.
4. De meergezinshuizen moeten worden aaneengebouwd.
5. Het aantal bouwlagen van de meergezinshuizen moet bedragen
voor categorie Bzes
voor categorie C: negen;
voor categorieD: negen;
voor categorie E: tien.
6. De begane-grondbouwlaag van de meergezinshuizen, bebouwingscate-
gorieën B, D en E, alsmede de tweede bouwlaag van de meergezins-
huizen, categorie C, moet bestaan uit garages, bergruimten e.d.
De begane-grondbouwlaag van de meergezinshuizen, bebouwingscate-
gorie C, moet bestaan uit bedrijfsruimte voor garagebedrijven, handels-
en kleine ambachtsbedrijven.
7. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd toe te staan dat in de meer-
gezinshuizen, bebouwingscategorie B, in de begane-grondbouwlaag bij
de einden van de bebouwingsstroken een woning wordt gemaakt ten
behoeve van kleine huishoudingen, zoals van bejaarden en alleenstaan-
den.
8. De overige bouwlagen van alle meergezinshuizen moeten, behoudens de
ruimten voor gezamenlijk gebruik, uitsluitend bestaan uit woningen of
uit vertrekken die samen met vertrekken in de opvolgende bouwlaag
één woning vormen.
9. De bebouwing mag uitsluitend geschieden met inachtneming van het
bepaalde in de volgende tabel:
Categorie Maximale Minimale Minimale en maximale goothoogte
bebouwings- voorgevel-
diepte breedte der
woningen
B 13.00 m 9.00 m 16.5018.00 m
C 13.00 m 8.50 m 25.5028.00 m
D 13.00 m 9.00 m 24.50—26.00 m
E 13.00 m 9.00 m 27.5029.00 m
Artikel 13.
1. Op de gronden bestemd voor bedrijfsbebouwing mogen uitsluitend wor-
den opgericht gebouwen ten dienste van garagebedrijven en handels-
bedrijven.
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid mogen op gronden be-
stemd voor bedrijfsbebouwing, waarbij op de kaart in de bebouwings-
strook de aanduiding „C.V." is aangebracht, uitsluitend gebouwen wor-
den opgericht ten dienste van de centrale blokverwarming van meer-
gezinshuizen.
3. De goothoogte van de bedrijfsbebouwing moet ten minste 3.50 m be-
dragen en mag ten hoogste 5.00 m zijn.
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten
aanzien van plaatsing en afmetingen der gebouwen.