Artikel 29.
X. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van
het bepaalde in de artikelen 26, 27 en 28. Vrrjstelling kan worden ver-
leend voor onbepaalde tijd behoudens wederopzegging of voor bepaalde
tijd.
2. Vrijstelling als bedoeld in het eerste lid moet worden geweigerd indien
het voorgenomen andere gebruik van duurzame aard zal zijn en gelet
op de ligging van het gebouw het gebruik van gronden en gebouwen
in de omgeving duurzaam en in ernstige mate kan worden gestoord,
zonder dat door het stellen van voorwaarden of op andere wijze zodanige
stoornis zal zijn te voorkomen.
C. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN.
I. O VERG AN GSBEP ALIN GEN.
par. 1. Bestaand gebruik van gronden en opstallen.
Artikel 30.
Gronden en opstallen welke bij het van kracht worden van het plan in
gebruik zijn voor andere doeleinden dan waarvoor zij blijkens de bestem-
ming ingevolge het plan mogen worden gebruikt, mogen voor die doel-
einden in gebruik blijven behoudens onteigening overeenkomstig de wet.
Artikel 31.
1. Het is verboden het in artikel 30 bedoelde gebruik van onbebouwde
gronden zodanig te veranderen dat die gronden minder geschikt worden
voor realisering van de doeleinden waarvoor die gronden blijkens hun
bestemming mogen worden gebruikt.
2. Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt ingebruik-
neming van grond als stortplaats of als opslagterrein anders dan ter
realisering van het plan, aangemerkt als een gebruiksverandering,
waardoor de desbetreffende grond voor realisering van de doeleinden
wa.arvoor die grond bestemd is, minder geschikt wordt.
3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van het bepaaide in het
eerste lid vrijstelling te verlenen. Vrijstelling kan worden verleend voor
onbepaalde tijd behoudens wederopzegging of voor bepaalde tijd.
4. Vrijstelling voor onbepaalde tijd of voor een periode langer dan vijf
jaren moet worden geweigerd indien gelet op de aard van het voorge-
nomen gebruik en de ligging van de grond hetzij de mogelijkheid
tot realisering van het plan of van een aangrenzend bestemmingsplan,
hetzij een ongestoord gebruik van gronden en gebouwen in de naaste
omgeving in emstige mate zou worden gestoord.
5. Vrijsteliing voor bepaalde tijd mag alleen en moet worden geweigerd
indien het voorgenomen andere gebruik kan leiden tot stoornissen als
bedoeld in het vierde lid en niet door het stellen van voorwaarden of
anderszins in middelen tot opheffing van die stoornissen kan worden
voorzien.
Artikel 32.
1. Het is verboden het in artikel 30 bedoelde gebruik van bestaande ge-
bouwen te veranderen ter realisering van doeleinden welke met de be-
stemming van de grond niet te verenigen zijn.
2. Indien een bestaand gebouw zich bevindt op grond waarop bebouwing
is toegelaten en de verandering in het gebruik strekt ter realisering
voor handels- en bedrijfsdoeleinden, terwijl de grond niet voor zodanige
doeleinden, c.q. voor handels- of bedrijfsdoeleinden van andere aard is
bestemd, wordt voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid
het voorgenomen andere gebruik aangemerkt als gebruik dat met de
bestemming van de grond niet te verenigen is.