3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van het bepaalde in het eerste
lid vrijstelhng te verlenen.
Vrijsteiling kan worden verleend voor onbepaaide tijd behoudens weder-
opzegging of voor bepaalde tijd.
4. Vrijstelling voor onbepaalde tijd of voor een periode langer dan vijf
jaren moet worden geweigerd in de navolgende gevallen:
a. indien het gebouw zich bevindt op grond welker bestemming voor
realisering van gemeentewege in aanmerking komt;
b. indien gelet op de aard van het voorgenomen gebruik en de
ligging van het gebouw hetzij de mogelijkheid tot realisering van
bestemmingen van het plan, hetzij een ongestoord gebruik van
gronden en gebouwen in de naaste omgeving in ernstige mate zou
worden gestoord en niet door het stellen van voorwaarden of anders-
zins in middelen tot opheffing van die stoomissen kan worden voor-
zien.
5. Vrijstelling voor bepaalde tijd mag alleen en moet worden geweigerd
indien het voorgenomen andere gebruik kan leiden tot stoornissen als
bedoeld in het vierde lid onder b en niet door het stellen van voorwaar-
den of anderszins in middelen tot opheffing van die stoornissen kan
worden voorzien.
Par. 2. Vernieuwing en verandering van bestaande gebouwen.
Artikel 33.
De bij de vaststelling van het plan reeds bestaande gebouwen die, hetzij
door hun bestaan als zodanig, hetzij door hun afmetingen niet voldoen aan
de bestemmingen van het plan of aan een of meer bepalingen van deze
voorschriften, mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of gedeeltelijk worden
veranderd, zulks met dien verstande dat:
a. vernieuwing of verandering ten behoeve van een voorgenomen ander
gebruik slechts is toegestaan indien ook dat andere gebruik krachtens
deze voorschriften is of kan worden toegestaan
b. reeds bestaande afwijkingen ten aanzien van in deze voorschriften ge-
noemde maten niet mogen worden vergroot.
Artikel 34.
Gebouwen ais bedoeld in artikel 33 mogen behoudens onteigening over-
eenkomstig de wet geheel worden vernieuwd of veranderd, indien deze
tengevolge van enig onheil zijn verwoest, mits daardoor de voorgevel-
rooilijnen niet worden overschreden. Het bepaalde in het voorgaande ar-
tikel is hierbij op overeenkomstige wijze van toepassing.
Artikel 35.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen als bedoeld in de
artikelen 33 en 34 ten behoeve van geringe vergrotingen van bestaande
afwijkingen vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 33, sub b.
II. SLOTBEPALINGEN.
Artikel 36.
Overtreding van deze voorschriften of van krachtens deze voorschriften
gestelde voorwaarden of eisen wordt voor zover daarin niet reeds bij de
wet is voorzien geacht een strafbaar feit te zijn in de zin van artikel 59
van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Artikel 37.
Deze voorschriften treden in werking met ingang van de dag volgende
op de dag, waarop de ter visielegging van het onherroepelijk goedgekeurde
plan overeenkomstig artikel 31 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is
bekend gemaakt.