207 1 september 1966
een motie is aangenomen waarin tot uitdrukking is gebracht dat dit
eigenïjk niet een zaak is van de lagere overheid maar van de hogere over-
heid en dat die ook voor de kosten zal moeten opkomen. Spreker heeft he
verslag van die vergadering niet zo volledig gelezen om daar üians i -
voerig over te kunnen spreken, maar hij dacht dat hier toch zeker ook op
erond van de hinderwet een taak voor de lagere overheid zou liggen. I
de Provinciale Staten en in diverse gemeenteraden zijn over deze zaa
vragen gesteld, er is veel over gepubliceerd, en nu de hogere overheid tot
nu toe in gebreke is gebleven is het alleen maar toe te juichen dat de
lagere overheid in deze het initiatief neemt. Blijft altijd nog over de vraag
of straks de centrale coördinatiecommissie zich niet tot het njk kan wen-
den om in deze zaak subsidie te verlenen. Spreker is er voorstander van
dat de lagere overheid deze zaak, voor zover dat mogelijk îs, în eigen
handen houdt.
Wethouder mevr. Van der Meulen zegt dat het college met veel genoegen
dit voorstel aan de raad heeft voorgelegd omdat het heel erg belangnjkis.
Wanneer spreekster de verschillende sprekers en de spreekster belmstert,
dan is van alie kanten vreugde geuit over het feit dat er tenmmste xets
aaat gebeuren. Het is zoals de heer Van der Hulst zegt, n.l. dat een
gemeente aan de luchtverontreiniging niets kan doen. Een waterschap
kan verbieden dat op het boezemwater afvalwater wordt geioosd ^aar ^e't
teaengaan van het in de atmosfeer brengen van schadelijke stoffen îs heel
erg moeilijk. Alleen gezamenlijk kan men daartegen îets tot stand hrengen
en dat beperkt zich dan voornamelijk tot signaleren en waarschuwen en
heMevrChCohenn heeft ^gevraagd de raad geregeld op de hoogte te houden
van de uitgebrachte rapporten en van de resultaten die op dit terrem
worden geboekt. Spreekster vindt dit vanzelfsprekend, want alles wat op
wegneemt „a«r ook voorko„t
dat er reden voor angst zou zijn. Wanneer men geregeld metmgen verncht
en daarbij constateert dat de lucht verontreinigd is, dan
kennis brengen b.v. van de regering en van het provmciaal bestuur. Ook
het publiek en de pers kunnen hun invloed uitoefenen. Dit îs een begm va
actMteft om te voorkomen dat in het westen van het land een srtuatie
ontstaat die zowel voor mens, plant als dier heel gevaarlijk zou kunnen
^De heer Rutgers heeft een vraag gesteld over de samenstelling vande
centrale coördinatiecommissie. Uit het voorstel blijkt dat deze cornnai
9 leden kan tellen. Hiervan zijn nu 6 leden aangewezen. De^ge^ed
bestaat dat een gemeente zich alsnog aansluit en dan kan de centrale
coördinatiecommissie aan die gemeente een zetel
te gering aantal inwoners heeft, maar het is ook mogelijk dat een aantal
aemeenten zich aansluit en dat men die gezamenlijk een zetel toewijst.
Do heer Kooijmans heeft er op gewezen dat bij de vestigmg van nieuwe
industrieën al voorwaarden kunnen worden gesteld ter voorkoming van
^^Spreelcäer^is'het^met de heer Verkouw eens dat het gevraagde krediet
moet worden verleend en dat het belangrijk is dat de gemeenten deze
zaak in eigen hand houden. Zij gelooft wel dat de eentrale coordinatie-
commissie zich tot de regering zal wenden om een subsidie en zij twijfelt
er niet aan of deze subsidie zal t.z.t. worden gegeven.
Wethouder Corver merkt op, dat het juist is dat de commissie voor de
financiën nog geen inzage heeft gehad van de begrotmgswijzigmg met
betrekking tot het gevraagde krediet. Deze is intussen gemaakt en îgt p
het ogenblik bij de stukken, ter vaststelling.