1 september 1966
198
wanneer men er in zou slagen om elke bewoner van een woning in het
bezit van die woning te stellen, dit sociaal gezien, een zeer aantrekkelijke
zaak zou zijn. De vraag is alleen meiar of in concreto, waar het hier gaat
om woningwetwoningen, het sociaal wenselijke, eigenhjk wel aanwezig is.
Spreker dacht dat het ook de heer Rutgers en de zijnen toch wel moet
aanspreken dat juist uitgerekend bij woningwetwoningen die vrijheid
blijheid op het gebied van de verkoop niet aanwezig is. Er zijn immers tal
van belemmerende bepalingen ten aanzien van de verkoop van woningwet-
woningen in de regeringsvoorschriften opgenomen. Er zijn twee catego-
rieën. In de eerste plaats kunnen niet alle woningwetwoningen worden
verkocht aan de bewoners. Uitgesloten immers zijn de duplexwoningen, de
etagewoningen en de bejaardenwoningen. Als we nu eens in het algemeen,
dus niet alleen in de gemeente Heemstede, kijken hoe de volkswoningbouw
zich voltrekt, dan moeten we constateren dat voor een zeer groot gedeelte
etagewoningen worden gebouwd. Ook Heemstede gaat zeer binnenkort
een paar honderd woningwetwoningen bouwen, en dat zijn zo niet uitslui-
tend maar dan toch voor het grootste deel etagewoningen. A1 degenen
die krachtens het woonruimtebeleid van het college straks in deze wonin-
gen komen te wonen, zijn op voorhand uitgesloten van de aankoop van
deze woningen. Het zijn dus alleen de bewoners van de eengezinswoningen
die in principe een kans hebben tot aankoop van hun woning. Maar ook
dan wordt weer onderscheid gemaakt tussen de persoonlijke omstandig-
heden van die bewoners. De eerste beperking is al dat men niet ouder mag
zijn dan 55 jaar. Spreker vindt het nogal discriminerend dat men zegt, dat
men een beste brave kerel is, die zich wel fatsoenlijk gedraagt en financieel
ook wel aan de voorwaarden voldoet, maar dat men 55 jaar is en daarom
dus niet in aanmerking komt. De tweede beperking is, dat men 10 van
de koopprijs in kapitaal moet hebben. Als men daarbij in ogenschouw
neemt dat men moet behoren tot een inkomengroep beneden de welstands-
grens, dat is beneden f 12.000, dan mag men aannemen dat, als men die
10 op tafel kan leggen, daarmede het financieel vermogen ook wel
ten volle is geëtaleerd. Wat betekent dat? Dat betekent dat die zgn.
eigenaar van die woningwetwoning een gouden dak op zijn huis heeft. Een
gouden dak in de zin van een hypotheek van 90 van de koopprijs. Als
men daarbij de momentele kapitaalschaarste en in het bijzonder de hoge
rentevoet in aanmerking neemt, dan vraagt spreker zich af of men de
mensen gelukkig maakt met de verkoop van een woning waarvan 90 in
feite toch het eigendom is van een ander. Als men dan nog weet dat men
zelf in de woning moet biijven wonen, dat men het huis niet aan derden
mag verkopen doch alleen aan de gemeente en dat er verschillende voor-
schriften zijn ten aanzien van de garanties van rente, aflossing en wat dies
meer zij, dan is de figuur van deze eigenaar op de woningmarkt toch een
heel andere dan die waarbij in het gewone marktverkeer overdracht van
woningen plaats vindt. Dit zijn dingen waaraan door de heer Rutgers en
de zijnen toch wel te lichtvaardig wordt voorbij gegaan. Men wekt daar-
door, spreker heeft dat de vorige keer ook al bij interruptie naar voren
gebracht, wei eens te gauw bij de buitenstaander de indruk dat verkoop
van woningwetwoningen op grote schaal mogelijk zou zijn.
De heer Rutgers heeft een circulaire van minister Bogaers aangehaald.
Spreker is ook eens in de stukken gedoken en de jaarverslagen van het
departement van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening nog eens nage-
keken. Daaruit blijkt, dat vanaf 1961 7902 woningwetwoningen zijn over-
gedragen. Dat is het effect van die circulaire van 1961. Aannemende dat
er in ons land gemiddeld 800.000 woningwetwoningen aanwezig waren,
dan komt spreker tot de conclusie dat dus ongeveer 1 van de bewoners van
woningwetwoningen zowel geneigd als in staat was om tot de aankoop
van een woningwetwoning over te gaan. Uit de cijfers die het college naar
voren brengt blijkt ongeveer hetzelfde beeld, want van de 534 bewoners
aan wie is gevraagd of zij in beginsel iets voelen voor de aankoop van een