140
4e afd.
24 november 1966
Artikel 3.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor zover zulks stedebouwkun-
dig aanvaardbaar moet worden geacht, al dan niet onder door hen te stel-
len voorwaarden, vrijstelling te verlenen van de bepalingen van het plan
voor:
a. het oprichten van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten
behoeve van openbare nutsbedrijven of van andere naar bestemming
daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, zoals transformatorhuisjes, scha-
kelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, wachthuisjes voor ver-
keersdiensten e.d., zulks met uitzondering van benzine-laadstations;
b. geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een esthetisch of tech-
msch beter verantwoorde plaatsing van gebouwen of welke noodzakelijk
zijn m verband met de werkelijke toestand van het terrein.
Artikel 4.
Burgemeester het wethouders zijn bevoegd enig onderdeel van de grens
of de richting van een straat of de vorm of indeling van een plein nader vast
te stellen en dienovereenkomstig de vorm van de bebouwingsstroken te wij-
zigen wanneer bij definitieve uitmeting zou blijken, dat geringe afwijkingen
noodzakelijk zijn voor een juiste aanpassing van het plan aan de werkeiiike
toestand van het terrein.
Artikel 5.
Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders bin-
nen het plangebied:
a. afgravingen te verrichten anders dan om het terrein geschikt te maken
voor de verwezenlijking van het plan;
b. gronden op te spuiten of op te hogen voor een ander doel dan in sub a is
genoemd;
c. wegen, paden, verharde terreinen of sloten aan te leggen.
B. BESXEMMINGEN
I. VOORSCHRtFTEN OMTRENT DE BEBOUWING
Par. 1. Algemene bepalingen.
Artikel 6.
Binnen het plangebied mag uitsiuitend worden gebouwd op grond, weike
blijkens de kaart voor gebruik als bouwgrond is bestemd of waarop krach-
tens deze voorschriften bebouwing is of kan worden toegestaan.
Artikel 7.
Geen gebouw mag worden opgericht indien ten gevolge van het bouwen
':en g'evolge van het gebruik van grond als bouwperceel:
a. een bestaand ander gebouw in een toestand zou worden gebracht, welke
în stnjd îs met de bouwverordening of met het plan;
b. enig ander terrein of bouwperceel in een toestand zou worden gebracht
welke in strijd is met de bouwverordening of met het plan.
Artikel 8.
1. De eengezinshuizen moeten worden afgedekt met een kap, welke ten
opzichte van 'het horizontale vlak een hoek maakt van tenminste 35°
De garages moeten plat worden afgedekt.