288 24 november 1966 der gemeente, het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van zijn taak van zelfbestuur en de burgemeester, die de politie heeft over de schouwburgen enz., handhaving van de openbare orde en de zedelijkheid. In de politieverordening van deze gemeente is in artikel 9 de bepaling opgenomen, dat de burgemeester o.a. van artikel 91, handelende over het toezicht op vermakehjkheden, ontheffing kan verlenen. Dit artikel is op- genomen in het hoofdstuk „openbare orde". Artikel 10 der A.P.V. luidt: „Ieder, aan wie bij deze verordening bevoegdheid is gegeven tot het ver- lenen van ontheffing, kan deze verlenen voor bepaaljlde of onbepaalde tijd en daaraan voorwaarden en bepalingen verbinden". Wat heeft spreker nu gedaan. Er is een vergunning aangevraagd voor een cabaretopvoering in deze gemeente. Aan die vergunning heeft spreker op grond van artikel 221 der gemeentewet, juncto artikel 9 en 10 van de A.P.V., de voorwaarde verbonden, dat men zich over het Koninklijk Htds noch over zijn Leden noch over de monarchie opmerkingen zou permitteren. Waarom heeft spre- ker dat gedaan Spreker weet niet hoe de raadsleden daarop zelf reageren, hij weet alleen dat hij met toenemende verontrusting heeft kennisgenomen van de wijze waarop men o.a. in cabarets meent zijn gifpijlen te kunnen richten op de monarchie, op de Draagster van de Kroon, aan Haar opgedra- gen door het voik van Nederland, en de leden van het Koninklijk Huis. Er is een kleine militante groep, niet cabaretiers, verstaat u mij niet verkeerd, die op geraffineerde wijze met alie mogelijke middelen probeert de monarchie te ondergraven. Spreker heeft een voorbeeld daarvan bij zich, dat hij zal tonen (spreker laat afdrukken ronddelen van een bladzijde uit een schendblad, zodat de raad eens kan zien hoever men durft te gaan). De heer Verkouw: „Dat is buiten de orde." De voorzitter zegt dat hij dit niet buiten de orde acht omdat hij dit nodig vindt ter staving van zijn standpunt. Spreker betoogt dus waarom hij ge- komen is tot zijn beslissing van een zo geweldig grote draagwijdte. Het gaat over het subtiele onderscheid, meneer Verkouw en dames en heren, tussen de verstoring van de openbare orde, waarin het gaat om een werke- lijke rel enerzijds en het waken van de burgemeester tegen met de open- bare orde of zedelijkheid strijdige vertoningen anderzijds. Dat laatste hoeft helemaal geen rel te zijn. Een rel is heel gemakkelijk te beteugelen, maar de openbare orde wordt veel vemjniger geschaad doordat men zich bij een deel van de pers, bij de televisie, bij de radio, niet ontziet giftige pijlen af te schieten en smeerlapperijen te debiteren gericht tegen ons Koningshuis. Die vertoningen behoeven helemaal niet feiteUjk de orde te verstoren, me- neer Rutgers, in die zin dus dat er een rel komt. Maar de burgemeester waakt. Dat is zijn opdracht. Hij moet op zijn hoede, op zijn qui vive zijn, want dit of dat kan, eerder dan vroeger, strijdig zijn met de openbare orde'. Erger dan een rel is deze vuilspuiterij. Daarop heeft spreker menen te moe- ten attenderen. En nu gaat het niet over meneer Hoving en ook niet over een heleboel anderen, maar spreker heeft gemeend dat de tijd gekomen is om een daad te stellen. De burgemeesters zijn de enigen die op het ogenblik bevoegdheid hebben ten aanzien van het toezicht op toneel- en cabaret- voorstellingen. De raad kan spreker niet tegenwerpen dat hij niet voldoende zorgvuldigheid heeft betracht of dat hij een te ruime interpretatie van ar- tikel 221 der gemeentewet heeft gegeven. Spreker tart de raad te bewijzen dat hij dat gedaan heeft. Spreker heeft formeel de bevoegdheid om in deze in te grijpen. Dat is het enige punt waar het in deze vergadering over mag gaan. Nu heeft de heer Rutgers wel een commentaar voorgelezen van een professor, maar er zijn vele commentaren. De heer Rutgers: ,,Ik mag toch wel een commentaar voorlezen?" De voorzitter zegt dat dan ook andere commentaren moeten worden aangehaald. Spreker had de betreffende bepalingen van de politieverorde-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1966 | | pagina 10