290
24 november 1966
heeft helemaal geen behoefte aan een motie. En toch balanceert zijn hart
een klein beetje tussen het staatsrecht en tussen wat hier aan de orde is.
Staatsrechtelijk zou spreker met de burgemeester kunnen discussiëren en
hij gelooft niet dat zij dan over alle punten met elkaar tot overeenstemming
zouden komen. Spreker wenst zich zo duidelijk te distanciëren van dit
gedoe uit de dusgenaamde amusementswereld, dat hij niet de vrijheid kan
vinden hoewel hij, nogmaals, staatsrechteiijk bepaalde ideeën over dit
alles heeft om vöör deze motie te stemmen. Hij wil duidelijk afstand
nemen van alles wat hier aan de hand is. Plotseling ziet spreker allerlei
paladijnen voor de rechten van de mens, maar hij hoopt dat al die pala-
dijnen zullen bedenken dat de Koningin ook een mens is, en dat zij dus hun
bescherming en bezorgdheid ook over Haar zullen uitbreiden. Het is voor
spreker echter altijd wat verdacht, wanneer uit die hoek plotseling het
verdrag van Rome en de grondwet naar voren worden gebracht. Die gelden
voor alle mensen en de Koningin is ook een mens. Spreker meent dat men
daar te weinig aan denkt en aan al die zwoegers en tobbers in deze
maatschappij die natuurlijk ook fouten maken en die men maar rustig
gebruikt als schietschijf voor hun grolien en dusgenaamde grappen. Wan-
neer spreker niet voor deze motie zal stemmen en dat zal hij dan doet
hij dat, nogmaals, om duidelijk afstand te nemen van heel dit gedoe. Op
zichzelf vindt spreker het niet zo erg dat deze zaak eens een keer aan de
orde komt, ook al mag hier staatsrechtelijk wel eens een plooi of een
kronkel liggen.
De heer Verkouw zal kort antwoorden, want het was allerminst zijn
plan van deze aangelegenheid een oeverloos debat te maken. De burge-
meester is begonnen met te stellen dat hij zijn persoon buiten deze zaak
zou willen houden, maar spreker zou willen zeggen, dat diens hele betoog
duidelijk in het licht heeft gesteld dat hij deze zaak wel vanuit een zeer
persoonlijk standpunt heeft benaderd. De burgemeester heeft spreker toe-
gevoegd, dat het afkeurenswaardig was dat spreker onmiddellijk na zijn
betoog een motie heeft ingediend en dat bij spreker niet de bereidheid
aanwezig zou zijn geweest om eerst het antwoord en de motieven van de
burgemeester af te wachten. De wijze echter waarop de burgemeester in
talloze dagbladen interviews heeft gegeven en waarin hij zo duidelijk zijn
standpunt heeft weergegeven, vestigde bij spreker de indruk dat de burge-
meester daaraan vanmiddag zeer zeker geen nieuwe motieven zou kunnen
toevoegen. Spreker heeft die ook niet gehoord. Hij heeft ook niet bemerkt
dat ook maar één argument aangevoerd tegen het standpunt van de
burgemeester, door de burgemeester is weerlegd. Diens betoog is niet
anders geweest dan een oratio pro domo. Terecht heeft de burgemeester
gezegd en dat is ook van sprekers kant gesteld, dat de kern van de zaak is
of de burgemeester wel of niet zijn bevoegdheid heeft overschreden. De
burgemeester steit zich op het standpunt dat dit niet het geval is. De heer
Rutgers heeft, om zijn standpunt te verdedigen, professor Kranenburg aan-
gehaald. Spreker had het had hem alleen wat moeite gekost het in zijn
tas mee te nemen het driedelige werk van professor Oud over het
gemeenterecht kunnen meenemen. Er zijn op het ogenblik professoren van
grote naam en faam, waarvan spreker weet dat zij volkomen achter het
standpunt staan dat de burgemeester van sprekers kant heeft mogen ho-
ren, en die zelfs in hun uitspraak veel verder zijn gegaan dan de gedach-
tengang die in de motie is neergelegd, welke heel voorzichtig en met grote
bereidheid van onze kant om begrip te hebben voor het standpunt van de
burgemeester is geformuleerd. De burgemeester heeft nog even aange-
haald...
De voorzitter: ,,Mag ik u even deze vraag stellen? In de motie wordt
gesproken van een te ruime interpretatie. Maar wie heeft te interpreteren,