294 24 november 1966 In principe kan spreker in algemene lijn met de motie van de heer Verkouw dus wel akkoord gaan, maar hij zou een iets gewijzigde motie zoals hij al aangaf mooier vinden. Afgezien van de formeel juridische kant van de zaak, is het z.i. niet verstandig alleen in Heemstede een derge- lijk standpunt in te nemen, een standpunt dat bovendien juist door de mensen die onze Koningin en Haar Huis zo onbetamelijk behandelen, zal worden uitgebuit. De heer Enschedé zegt dat het antwoord van de burgemeester uiteraard aanleiding geeft om in tweede instantie te antwoorden. De burgemeester heeft het afkeurenswaardig genoemd dat een motie is ingediend voordat hij de sprekers heeft kunnen beantwoorden. Toen die motie spreker ter tekening werd voorgelegd, heeft hij zich bewust afgevraagd of dat nu wel moest. Spreker heeft toen bedacht, dat het antwoord van de burgemeester al gedrukt voor hem lag. Op grond daarvan meende spreker dat hij dus gerust die motie kon tekenen. Spreker hoopt dat de burgemeester dit als verdediging wil aanvaarden. Spreker is het overigens met de burgemeester eens, dat het juist is dat vôör het indienen van een motie eerst het ant- woord van de wederpartij wordt afgewaeht. Als de burgemeester zegt dat zijn schriftelijk antwoord eigenlijk niet zijn gehele verweer inhield, dan is spreker het met hem eens en had hij liever gezien dat met het eventueel indienen van de motie was gewacht. Door het antwoord van de burge- meester wordt de zaak ietwat in de richting gedreven, dat er van de raad wordt verwacht, dat de raad zich al of niet distancieert van, spreker zal het maar in één woord noemen, de vuilspuiterij. Spreker neemt aan dat de burgemeester niet verwacht dat de raad ook maar één goed woord over heeft voor, onder meer, wat de burgemeester aan de raad heeft laten uit- reiken. Spreker heeft er zelfs geen blik voor over; hij wil het niet eens bekijken. Spreker kijkt daar in principe niet naar. Hij vindt het ook niet juist dat dergelijke lectuur wordt uitgedeeld. De voorzitter: „U weigert om te kijken hoe de grondslagen van onze constitutie ondergraven worden?" De heer Enschedé zegt dat de burgemeester nu precies op het punt komt waar spreker ook naar toe wil. Spreker is het n.l. wat het tegengaan van de vuilspuiterij op het Koninklijk Huis betreft, zo sterk met de burge- meester eens en dat maakt het juist zo moeilijk. Sprekers fractie meent echter dat, wanneer men daar tegen in wil gaan, dit zeer zorgvuldig, gesteund door de wet, moet gebeuren, zodat niemand er iets van zeggen kan en men daarin geen aanknopingspunt vindt om de genomen maatregel in het belachelijke te trekken. Spreker meent dat daarmee het gestelde doel het meest gediend wordt. Spreker neemt aan dat de burgemeester er net zö over denkt. De burgemeester wil ook volgens de regels van de wet dit kwaad bestrijden en daarin zou sprekers fractie hem graag willen steunen. Voor zijn fractie is het alleen de moeilijkheid dit viel uit de woorden van de heer van Wijk al te beluisteren waar het zwaartepunt in deze zaak ligt, op de emotionele kant of op de staatsrechtelijke kant. Namens zijn fractie mag spreker wel zeggen dat zij een open oog heeft voor de emotionele kant, maar zij meent dat het zwaartepunt daar behoort te liggen, dat dergelijke te nemen maatregelen geënt moeten zijn op het staatsrecht. De voorzitter: ,,Zegt u dan eerlijk dat het fout was." De heer Enschedé: „Wij hadden inderdaad de indruk dat er enige zwakke kanten aan zaten." De voorzitter: ,,Dit is zwart of wit, meneer Enschedé. Dat wil ik van alle raadsleden graag horen, zwart of wit, of dit fout was ja dan nee. Ben ik

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1966 | | pagina 16