24 november 1966
295
mijn bevoegdheden te buiten gegaan ja dan nee en niet of er zwakke
kanten aan zitten. Dâârover gaat het hier."
De heer Enschedé: „Dan bent u erg ongenuanceerd."
De voorzitter: „Dit is beter meneer Enschedé. Ik heb honderden en hon-
derden adhaesiebetuigingen met mijn optreden ontvangen. Men wil die
vuilspuiterij op het Koninklijk Huis niet meer."
De heer Enschedé: „Wij ook niet." Daarom vindt spreker het zo vreemd
dat de partijen hier, terwijl zij het op dat punt dus eens zijn, elkaar toe-
spreken alsof zij het niet eens zijn. Dat vindt spreker naar en dat geeft
naar buiten eigenlijk een verkeerde indruk. Hoe zou men naar buiten kun-
nen tonen dat men het samen wel eens is Het gaat dus niet over het doel,
want daar zijn allen het volledig over eens. Het gaat hoogstens over de
bewandelde weg om dat doel te bereiken en daar zat, wat spreker heeft
genoemd, een mindere zorgvuldigheid, in. Zo schrijft de burgemeester in
zijn antwoord: ,,dat er in het cabaret geen teksten over de Koningin of het
Koninklijk Huis mogen voorkomen". Spreker heeft zich meteen afgevraagd
of de burgemeester zich gerealiseerd zou hebben, dat hieronder ook vallen
teksten die in gunstige zin over het Koninklijk Huis spreken. Op sprekers
in eerste instantie gestelde vraag dienaangaande, heeft de burgemeester
niet geantwoord. Spreker kan zich voorstellen dat de burgemeester zegt:
,,in de emotie van het moment is er geen tijd geweest de consequenties van
de genomen maatregel precies na te gaan en misschien is de maatregel,
achteraf juridisch bekeken, niet helemaal juist" en dan geeft spreker de
burgemeester misschien nog ergens gelijk ook, maar dan dacht spreker
dat het nu aan de burgemeester is om te zeggen dat de maatregel juridisch
wat genuanceerder gesteld had kunnen worden.
Als de burgemeester aan spreker de eis stelt om te zeggen of de burge-
meester volkomen gelijk heeft of niet, dan stelt de burgemeester spreker
voor de moeilijkheid te verklaren dat hij met andere, in sprekers oog even
afkeurenswaardige dingen spreker zal geen voorbeelden noemen want
die weet de burgemeester net zo goed als spreker die niet in de maat-
regel worden genoemd, wel zou instemmen. Spreker hoopt dat de burge-
meester begrip voor sprekers moeilijkheid heeft.
De voorzitter: „Ik zal u straks daarop antwoorden."
Mevr. Cohen heeft als gevolg van de discussies het gevoel dat haar fractie
enigszins in de hoek wordt gedrukt van de verdedigster van de vuilspuiterij.
Spreekster wil om te beginnen zeggen, dat haar fractie allerminst zo is;
zij is de verdedigster van de vrije menigsuiting en de democratie. Maar
spreekster wil wel over die vuilspuiterij iets zeggen, omdat zij dat zoveel
genuanceerder ziet dan misschien de meeste leden van de raad. Het is
onmogelijk een communis opinio te hebben over wat vuil spuiten is, wat
geestig is, wat er mee door kan en wat er niet mee door kan. Dingen
waardoor een ander gekwetst wordt kwetsen spreekster mogelijk helemaal
niet; door dingen waardoor zij in het diepst van haar hart wordt gekwetst,
wordt een ander mogelijk niet gekwetst. Dat ligt bij alle mensen anders.
Het is de grote moeilijkheid dat wij niet weten waar wij de grens moeten
stellen, anders eigenlijk dan overtreding van de openbare orde. Spreekster
gelooft in een pluriforme samenleving. Daarin is het onmogelijk om te
zeggen: dit is vuil, dat mag niet en dat mag wel. Spreekster heeft zelden
zulke beangstigende woorden gehoord als hier van verschillende kanten
zijn gebruikt, nl. dat de emotie van de burgemeester hoger wordt gesteld
dan de formele wet. De democratie is meer om zeep gebracht door emotie.
Spreekster behoeft daar niet nader op in te gaan. Haar fractie stelt zich
dus op het standpunt, dat de democratie en de vrije meningsuiting een
heilig goed zijn, naast andere heilige goederen. Spreekster heeft gelezen,
dat één van de burgemeesters op de vraag van De Telegraaf om commen-