24 november 1966
297
de mensen die in hun aanhankelijkheid aan het Oranjehuis in deze tijden zo
dikwijls gekwetst worden, weer eens het tegendeel horen. Dan is spreker
bereid vergunning te geven. Maar hij wil wel zeggen dat het zijn vaste
besluit is, dat in Heemstede geen snerende opmerkingen meer zullen wor-
den geuit op ons Koningshuis, dat er niet meer met gif wordt gespoten en
dat men, ook niet in bedekte termen, zieh dergelijke opmerkingen met
betrekking tot het Koningshuis permitteert. Spreker heeft in het geval
Hoving deze voorwaarde gesteld. Meneer Hoving had de gevraagde garantie
best kunnen geven als in zijn programma daarover niets voorkwam. Dat
heeft hij niet gedaan. Hij heeft gezegd, dit is voorcensuur. Wanneer spreker
dus gebruik had gemaakt van de bevoegdheid waarvan mevr. Cohen zelf
toegeeft dat spreker die heeft, en hij had de tekst opgevraagd, dän zou
het pas voorcensuur zijn geweest.
Mevr. Cohen: „Als u dat gevraagd had, had Sieto Hoving waarschijnlijk
ook gezegd: dan kom ik niet. Maar dat doet er niet toe."
De voorzitter: ,,Dan was het dus voorcensuur geweest, dat moet u eerlijk
toegeven. U moet oprecht zijn."
Mevr. Cohen: ,,Dan was het ook voorcensuur geweest, maar een censuur
waartoe u bevoegd bent. Wat u gedaan hebt noem ik niet eens censuur;
dat is het maken van een verordening."
De voorzitter: ,,Het is geen verordening maken, het is een waarschuwing.
Het is een voorwaarde die ik op grond van dit bewuste artikel mag stellen;
een bevoegdheid die mij bij de wet is verleend."
Mevr. Cohen: ,,Dat is nu juist het twistpunt en het is misschien juridisch
een heel interessant punt."
De voorzitter: ,,Het spijt me mevrouw, maar dan vinden wij elkaar niet."
Mevr. Cohen: ,,Dan vinden we elkaar niet, meneer de voorzitter."
De heer Verkouw: „Dat wisten we aan het begin van de vergadering ook
al."
De voorzitter: „Ik begrijp ook niet dat u dit stelt mevr. Cohen. U begint
met te zeggen dat er eigenlijk geen grens te trekken is."
Mevr. Cohen: „Ik kan geen andere grens bedenken dan de openbare orde
en de goede zeden, wat die dan ook mogen zijn. Dat is moeilijk genoeg."
De voorzitter zegt, nogmaals, dat het dus gaat over de vraag of de
burgemeester van Heemstede, gebruik makend van de bevoegdheden hem
bij de wet verleend, deze heeft overschreden, of hij daarvan misbruik heeft
gemaakt, ja dan nee. En dit is zwart-wit. Spreker voelt heel weinig voor
deze motie, omdat zij betekent dat men zijn maatregel veroordeelt, met alle
consequenties. Want daarover gaat het. God zij dank is er in ons land voor
de burgemeesters een mogelijkheid om in dezen in te grijpen. Zij zijn de
vertegenwoordigers van de Koningin in hun respectievelijke gemeenten. Zij
hebben die bevoegdheid en de heer Rutgers kan daar een andere mening
over hebben, maar gisteren is deze kwestie behandeld in de Academie te
Utrecht en daar klonken heel andere meningen dan die van de heer Rutgers,
die met een oud boek van zoveel jaar geleden komt aandragen van een
professor. Er zullen nog wel vele andere commentaren zijn en daarover
kunnen de professoren elkaai' in de haren vliegen, maar het staat zwart op
wit in de gemeentewet en in de politieverordening, en daarover gaat het.
Dat zal wel uitgevochten worden. Dat zal wel achter sprekers rug uitge-
vochten worden."
De heer Rutgers: ,,Ik zai het uitvechten. Ik vind het onverstandig."