298 24 november 1966 De voorzitter: „U heeft daar niet over te vechten, want het gaat u niet aan. U begeeft u op een terrein dat niet het uwe maar des burgemeesters is." De heer Kutgers: „Ik mag het zeggen en dan zeg ik dat de burgemeester onverstandig gehandeld heeft." Wethouder mevr. van der Meulen kan na alles wat de burgemeester heert gezegd, het niet anders zien dan dat het onbetwistbaar is, dat de burge- Ireester artikel 221 der gemeentewet verkeerd heeft geïnterpreteerd. Zoals mevr. Cohen al stelde, zou de burgemeester juist gehandeld hebben als hij de tekst van het programma tevoren had gelezen. Maar welk programma de burgemeester in de toekomst ook leest en daarin gedeelten vindt die hii als burgemeester meent niet te kunnen tolereren, dan doet hij dat op één bepaald punt. Spreekster vindt dat op zichzelf zeer bezwaarlijk, want de burgemeester vergeet, dat een kunstenaar anders is ingesteld dan een ge- wone burger en dat het zeer moeilijk is uit te maken of een kleine satire of een klein grapje nog kan worden getolereerd. Maar dan handelt de burgemeester niet in strijd met zijn bevoegdheid. Nu heeft de burgemees- ter een heel terrein taboe verklaard. Die bevoegdheid heeft hij niet. Spreekster betreurt het maar zij moet onderschrijven dat de burgemeester in zijn emotie volkomen fout is geweest. De voorzitter: „Gelukkig was het zo eens een keer." Wethouder mevr. van der Meulen: „Burgemeester, dit programma kent u niet." De voorzitter: „God zij dank heb ik er wel eens van gehoord. Dit heeft ten grondslag gelegen aan mijn beslissing. Verdedigt u dat maar. Dan hebt u heel Holland achter u!" Wethouder mevr. van der Meulen: „Burgemeester, dat verdedig ik niet, laat ik dat hier nu vastleggen." De voorzitter: „Dan moet u dat niet zeggen." Wethouder mevr. van der Meulen: „U legt mij iets in de mond wat ik niet zeg. U zegt, zo is het toevallig ook nog eens een keer, dat haalt u aan, ter staving van wat u zegt. Ik herhaal uw eigen woorden: „Ik heb dit programma nog nooit gezien". Dit programma kent u alleen uit de tweede of derde hand en ik ontzeg u daarom het recht om er over te oordelen, terwijl ik het recht geef aan een ieder die het wêl heeft gezien om het af te keuren." De voorzitter: „Mevrouw, laten we er maar niet verder over praten. Het bewuste programma heb ik niet gezien, maar je hoort van alle kanten hoe smerig en vuil en vunzig dit is geweest." Wethouder mevr. van der Meulen: „Een eigen oordeel is het enige wat men mag hebben." De heer Verkouw zegt, dat zijn fractie er geen moeite mee heeft om haar eigen motie in te trekken en de motie van de heer Rutgers en de zijnen te ondertekenen. Dat maakt de zaak eenvoudiger. De heer Rutgers dient de volgende motie in: „De raad der gemeente Heemstede op donderdag 24 november 1966 in vergadering bijeen; kennis genomen hebbende van het antwoord van de burgemeester op de door een iid uit zijn midden gestelde vragen, uit welk antwoord blijkt, dat de burgemeester aan het verlenen van een vergunning aan de exploitant van het Minerva-theater, voor het optreden van Sieto Hoving met zijn cabaret op vrijdag 25 november 1966, de voorwaarde heeft verbonden, dat er in het cabaret geen teksten over de Koningin of het Koninklijk Huis

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1966 | | pagina 20