24 november 1966
299
mogen voorko-men, door bet stellen van welke voorwaarde de voorstelling
geen doorgang zal vinden;
met volledig begrip voor het standpunt van de burgemeester, dat ver-
scheidene uitlatingen in openbare voorstellingen van enige cabaretiers in
den lande met betrekking tot het Koninklijk Huis de grenzen der betame-
lijkheid overschrijden;
overwegende echter dat een in het algemeen te stellen voorwaarde voor
het verlenen van een vergunning, als vermeld, dat geen teksten over de
Koningin of het Koninklijk Huis mogen worden gebezigd, tekort doet aan
de vrijheid van meningsuiting en momenteel geenszins wordt gerechtvaar-
digd door de noodzakelijke bescherming der openbare orde in de gemeente
Heemstede
dat naar' 's Raads oordeel het besluit van de burgemeester is genomen
op grond van een te ruime interpretatie van zijn bevoegdheid, zoals die is
neergelegd in artikel 221 van de gemeentewet en voorts de burgemeester
door zijn handelwijze het door hem gekozen doel mist en voorbijschiet;
geeft uitdrukking aan zijn teleurstelling over de door de burgemeester
gevolgde handelwijze en dringt er bij de burgemeester op aan in de toe-
komst met het gevoelen van de raad rekening te houden."
was getekend: J. W. Rutgers, E. M. A. Vriesendorp-de Clercq, L. Hupkes,
H. H. van Ark, A. J. H. Gaasterland-Braaksma, H. J. Verkouw, H. Cohen-
Koster, M. J. M. van der Hulst, J. A. Bomans.
Wethouder Corver zegt heel kort te zullen zijn en dat hij zich strikt tot
de inhoud van de motie zal bepalen. Spreker dacht dat er al genoeg emotie
in deze vergadering was geweest en dat die nog niet verder aangewakkerd
moet worden. Spreker kan zich volledig verenigen met de motie die door
de heer Rutgers is ingediend. Hij onderschrijft graag wat de voorzitter van
de fractie van de V.V.D. heeft gezegd ten aanzien van de gezindheid van
missehien wel bijna de gehele raad, tegenover ons Koninklijk Huis en de
Leden daarvan, maar spreker dacht dat het hier uitsluitend ging om de
bevoegdheden van de burgemeester als hoofd van de politie. Spreker zal
zich op deze strikte overwegingen achter de motie van de heer Rutgers
stellen.
Wethouder van Wijk heeft geen behoefte aan een motie. Spreker zal
tegen deze motie stemmen, hoewel daarmee niet gezegd is, dat hij het
standpunt van de burgemeester met betrekking tot de interpretatie van
de door hem aangehaalde artikelen van de wet deelt, maar hij stemt tegen
omdat hij niet de formele kant van de zaak wil laten prevaleren. Spreker
vindt hier de achterliggende materiële zaak zo belangrijk, dat hij helemaal
geen behoefte heeft aan welke motie ook en dus tegen deze motie zal
stemmen.
De heer Rücker: ,,Ik kan me volledig scharen achter het standpunt van
de heer van Wijk. Ik zal dus tegen deze motie stemmen."
De heer Scheer: ,,Op gelijke gronden als de heer van Wijk heeft aange-
voerd zal ik tegen de motie stemmen."
Wethouder Verhoeven: „Ik ben van mening dat inderdaad de laatste
woorden van de heren Rücker, van Wijk en Scheer de mijne zijn."
De heer Willemse: „Ik heb ook geen behoefte aan een motie en daarom
zal ik dus niet vôör stemmen."
De heer Smit: „Ik stem tegen de motie."
Uit de gehouden stemming blijkt, dat de motie is aangenomen met 13-8
stemmen.
Tegen de motie stemden de heren Rücker, Scheer, Smit, Kuiper, van
Berckel, Willemse en de wethouders Verhoeven en van Wijk.