282 24 november 1966 zijn beslissing. Zij is hem aehteraf bekend geworden doordat Sieto Hoving dit aan het Haarlems Dagblad had prijsgegeven. Spreker wil vooral met nadruk stellen, dat naar zijn mening de Koningin en het Koninklijk Huis buiten de diseussie gehouden dienen te worden. Zij zijn niet in het geding. En passant zou men de opmerking kunnen maken of datgene wat de burgemeester met het stellen van zijn voorwaarde heeft willen bereiken, geen averechtse uitwerking zal hebben doordat het Ko- ninklijk Huis opnieuw op de voorpagina's van de dagbladpers is gebracht. Voorts zou de vraag opgeworpen kunnen worden of de burgemeester Sieto Hoving niet de kans heeft ontnomen om in lovende zin over het Koninklijk Huis te spreken. Is dat zo ondenkbaar In elk geval heeft de burgemeester hem ook dat belet. Maar nog eens, deze punten zijn niet ter zake dienende. Terzake is slechts een juiste interpretatie en toepassing van art. 221, 2e lid van de gemeentewet en van de ter uitvoering daarvan in de politiever- ordening opgenomen bepalingen. Zoals spreker al heeft gezegd, heeft de burgemeester zijn beslissing geënt op een te ruime interpretatie van de be- voegdheid die hem op grond van een verordening toekomt. Een beslis- sing die, voor zover spreker bekend, enig in ons land is en die, volgens de eigen uitlatingen van de burgemeester, in de toekomst voor herhaling vat- baar is. Dit gaat nog verder dan preventieve censuur. De voorwaarde die de burgemeester thans heeft gesteld en die hij in den vervolge in analoge gevallen ook aan een dergelijke vergunning wil verbinden, krijgt hierdoor het karakter van een algemeen geldende voorwaarde en daarmede komt men op het terrein van de verordenende bevoegdheid van de raad, die immers alléén het recht toekomt een dergelijke voorwaarde in de politie- verordening op te nemen. Mocht de raad dit doen het is nauwelijks denkbaar dan zal hij er zeker van kunnen zijn dat zijn besluit door de Kroon zal worden vernietigd wegens strijd met de wet, waarbij in het bij- zonder ook valt te denken aan art. 10 van het Europees verdrag tot be- scherming van de rechten van de mens en diens fundamentele vrijheden, het verdrag van Rome. Spreker kan het niet anders zien dan dat de burge- meester zich met zijn beslissing op een heilloos pad begeeft. Zijn beslissing zou nog te rechtvaardigen zijn indien hij zich zou kunnen beroepen op orde- verstoring die in het verleden door Sieto Hoving en de zijnen zou hebben plaats gevonden. Maar ook dezq weg is voor de burgemeester afgesneden. Ordeverstoringen hebben niet plaats gevonden en bovendien heeft de bur- gemeester zelf toegegeven dat hij noch de cabaretier noch de zijnen kent, en evenmin hun optreden. Tenslotte, is het geen discriminatie voor de inwoners van Heemstede dat de burgemeester uitgerekend van hen ordeverstoringen zou kunnen ver- wachten? Wellicht ongewild heeft de burgemeester door zijn beslissing er aan meegewerkt de naam van Heemstede in opspraak te brengen, waarmede het belang van de gemeente allerminst is gediend. Nu de burgemeester blij- kens zijn antwoord op de door spreker gestelde vragen bij zijn mening persisteert, rest spreker niet anders dan een motie in te dienen, waarvan de tekst als volgt luidt: ,,De Raad der gemeente Heemstede op donderdag 24 november 1966 in „vergadering bijeen; ,,kennis genomen hebbende van het antwoord van de burgemeester op ,,de door een lid uit zijn midden gestelde vragen, uit welk antwoord blijkt, ,,dat de burgemeester aan het verlenen van een vergunning aan de exploi- ,,tant van het Minerva-theater, voor het optreden van Sieto Hoving met „zijn cabaret op vrijdag 25 november 1966, de voorwaarde heeft verbonden, „dat er in het cabaret geen teksten over de Koningin of het Koninklijk ,,Huis mogen voorkomen, door het stellen van welke voorwaarde de voor- „stelling geen doorgang zal vinden; „overwegende dat de burgemeester zijn beslissing heeft genomen, zonder „de cabaretier en zijn cabaret te kennen en zonder te weten of er in het

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1966 | | pagina 4