24 november 1966 287 De heer Scheer merkt op, dat de heer Rutg-ers zojuist heeft gezegd dat hij sprak namens een grote meerderheid van zijn fractie. Spreker behoort niet tot die meerderheid en hij wil de reden daarvoor met een enkel woord toelichten. Het is hem ongeveer gelijk gegaan als met de heer Willemse. Aanvankelijk leek spreker de maatregel van de burgemeester verstandig, omdat spreker daarbij in overweging nam, en dat heeft de burgemeester waarschijnlijk ook gedaan, dat er het laatste jaar op het gebied van het cabaret in Nederland het nodige is gepasseerd. Dat de burgemeester meende juist te handelen door bepaalde onmogelijkheden zo wil spreker ze nu maar noemen bij voorbaat af te grendelen, kan spreker zich indenken. Nu achteraf is gebleken de heer Willemse heeft er ook op gedoeld dat de burgemeester het programma van Sieto Hoving niet heeft gezien, dat de burgemeester het programma ook niet kent, betreurt spreker het dat de burgemeester de maatregel heeft genomen. Verder wil spreker in zijn oordeel bepaaldelijk niet gaan. De heer Rutgers heeft zojuist gezegd, dat een satire, öôk over het Koningshuis, in onze democratie thuis- hoort. De democratie staat bij spreker hoog genoteerd, maar alle goede dingen hebben toch hun grenzen en zo is het ook met de democratie. Van de democratie wordt misbruik gemaakt door op een onbehoorlijke en öneer- biedige manier over de Koningin en het Koninklijk Huis te spreken. Dat is de draad die door alles heenloopt en dat heeft de burgemeester waarschijn- lijk ook zo aangevoeld. Met volledig behoud van de democratie dienen wij toch tezamen en in vereniging, dus niet alleen de burgemeester maar ook de raadsleden aan deze zijde van de tafel, te waken voor een democratie waarin het vertrappen van de eerbied, het in de hoek zetten van de eerbied voor het Koninklijk Huis dan zogenaamd zou zijn toegelaten. De voorzitter wil beginnen met te verzoeken zijn persoon buiten de zaak te laten. Conflicten van grote betekenis tussen de raad en spreker, als voorzitter van de raad, hebben zich eigenhjk niet voorgedaan. Uiteraard heeft ieder mens zijn eigen karaktereigenschappen, maar dat mag in deze kwestie geen rol spelen. Ten aanzien van de ingediende motie merkt spreker op, dat, wanneer deze motie was ingediend nadat spreker de diverse sprekers had beant- woord, en dus niet alleen op grond van het schriftelijk antwoord op de vragen van de heer Verkouw was opgesteld (audite alterem partem) dan had spreker dat eventueel nog kunnen begrijpen. Spreker vindt het indienen van een motie tegen zijn beleid gericht, vöördat hij aan het woord is ge- weest uitermate afkeurenswaardig. Thans zal spreker de raad vertellen wat de beweegredenen zijn geweest vo°r de zeer vêrreikende beslissing die hij heeft menen te moeten nemen. Het lijkt hem het beste dadelijk tot de kem van de zaak door te dringen en al de franje even weg te laten. Waar gaat het nu om. Het gaat hierom, en dat interesseert de raad, of spreker als burgemeester zijn bevoegdheidj neergelegd in de politieverordening, heeft overschreden, waardoor hij ge- weld zou hebben aangedaan aan de vrije meningsuiting. De vragensteller is eigenlijk bij het stellen van zijn vragen aan spreker hiervan uitgegaan. Spreker heeft hem geantwoord, dat hij deze bevoegdheid in dit geval ont- leent aan artikel 221 van de gemeentewet. Spreker wijst er op, dat vöör dit artikel, in artikel 219 staat, dat in geval van oproerige beweging, samen- scholing of andere stoornis van de openbare orde, dan wel van 'ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de burgemeester bevoegd is alle bevelen te geven die hij ter handhaving van de openbare orde nodig oordeelt. Dan volgt artikel 221 dat luidt: ,,De politie over de schouwburgen, herbergen, tapperijen en alle voor het publiek open staande gebouwen en'samenkom- sten, benevens over openbare vermakelijkheden, behoort aan de burge- meester." Hij is bestuursorgaan. Dit is een soort minicoUege in het staats- recht dat spreker de raad meent te moeten geven. Er bestaan in ecn gemeente drie bestuursorganen, n.l. de raad ten aanzien van de huishouding

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1966 | | pagina 9