2e Afd.
15 december 1966
De sterke stijging der totale kosten per leerling voor het uitgebreid lager
onderwijs wordt voornamelijk veroorzaakt door de voortgezette daling
van het aantal leerlingen der Bronsteeschool.
Voor de berekening van het bedrag per leerling kon bij het opmaken
der begroting voor 1965 nog uitgegaan worden van 350 leerlingen, in 1966
bedroeg dat aantal 285 en thans 240.
HOOFDSTUK VI. 1.
Belastingen
Tot voor kort kon de gemeente nog een inkomstenvermeerdering van
rond f 335.000,per jaar tegemoet zien op grond van de in afwachting
van de totstandkoming der wet op de verruiming van het plaatselijke
belastinggebied op dit stuk te treffen voorlopige voorziening.
De Minister van Binnenlandse Zaken heeft evenwel bij de behandeüng
van zijn begroting voor 1966 in de Eerste Kamer medegedeeld, dat de
regering er de voorkeur aan geeft dadelijk met een definitieve regeling te
komen en niet eerst met een voorlopige voorziening.
Het wetsontwerp, waarin deze laatste is vervat zal dan ook worden
ingetrokken. Gezien het feit, dat de voorlopige voorziening in een betrek-
kelijk eenvoudige vorm was gegoten, doch niettemin al van 14 mei 1963 af
bij de Staten-Generaal aanhangig is geweest en de behandeling nog niet
verder was gekomen dan een voorlopig verslag dd. 5 maart 1964 van de
bijzondere commissie uit de Tweede Kamer moet helaas worden gevreesd,
dat de definitieve regeling nog wel geruime tijd op zich zal laten wachten.
In het onderhavige hoofdstuk zijn op grond van een wijziging der begro-
tingsvoorschriften de opbrengst van de hoofdsom en de opcenten op de
grondbelasting en van de hoofdsom en de opcenten op de personele belas-
ting thans in één post voor elke belasting samengevat.
HOOFDSTUK VI. 2
Uitkeringen uit het gemeentefonds
Ondanks een zodanige verbetering der normvergoedingen voor het lager
onderwijs, dat voor deze uitkering f 72.000,meer kan worden geraamd
dan in de begroting voor 1966, blijft het bedrag der vergoeding toch ook
nu nog rond f 275.000,ten achter bij de ten laste der gemeente blijvende
kosten van het lager onderwijs.
Met betrekking tot de algemene uitkering uit het gemeentefonds heeft
de Minister van Binnenlandse Zaken in een circulaire van 28 juni j.I.
mededelingen gedaan met betrekking tot het definitieve uitkeringspercen-
tage voor 1965 en 1966 en het in de begroting voor 1967 te ramen voorlopig
uitkeringspercentage. Ten opzichte van 1966 stijgt het uitkeringspercentage
van 170 tot 176. De bewindsman schrijft in zijn circulaire, dat deze ver-
hoging zal kunnen worden gebruikt om een verhoging van het algemeen
prijsniveau met ongeveer 3 op te vangen, mits het niveau van de eigen
gemeentelijke inkomsten in dezelfde mate extra wordt verhoogd en voor
een hervatting in 1967 van een normale trendmatige groei van de inves-
teringen. Nu betekent een verhoging van het uitkeringspercentage van
170 tot 176 in een percentage uitgedrukt in feite rond 3%
Wanneer de prijsstjjging in 1967 zich inderdaad tot 3 zou beperken
de laatste prognoses houden rekening met een grotere stijging dan zou
er nog overblijven voor de door de bewindsman mogelijk geachte
trendmatige groei der investeringen, hetgeen op het totaal der gemeen-
telijke inkomsten ongeveer neer zou komen op f 55.000,f 60.000,
Een dergelijk bedrag betekent uiteraard niet veel voor rente en afschrij-
ving op kapitaalsuitgaven bij een rentestand van ongeveer 7 Voor een
verdere uitbouw van de gemeentelijke voorzieningen buiten de investerings-
sector blijft dan in het geheel geen ruimte over.