16 december 1966
425
schikbaar zal moeten komen voor een door burgemeester en wethouders aan
te wijzen woningzoekende. Haar fractie is van mening dat dit alles nodig
is en dat aan deze verordening dan ook een ruime bekendheid zal moeten
worden gegeven en dan denkt zij dus in dit verband weer aan bekendmaking
via de Heemsteedse Courant. Pas als de inhoud van de verordening en de
gegevens van de te houden enquête bekend zijn, zal het mogelijk zijn het
beleid voor de nieuw te bouwen woningen vast te stellen. Dan zal blijken
aan welk soort woningen behoefte bestaat en ook of er eventueel van ge-
meentewege een bijdrage aan het doorstromingsfonds zal moeten worden
gegeven teneinde het daardoor zijn maximale werking te geven. Haar frac-
tie heeft dus twee verlangens n.l., een onderzoek naar de behoefte aan door-
stroming en een verordening regelende de geldelijke steun voor de door-
stroming.
De heer Van der Hulst zegt bij de vorige begrotingsbehandeling al een
uitvoerige vraag over de doorstroming te hebben gesteld. Het speet spreker
bijzonder dat er toen nog weinig mogelijkheden waren om de doorstroming
te bevorderen. Spreker heeft toen verschillende suggesties gedaan die
echter financieel niet haalbaar waren. Daarom verheugt het spreker dat er
nu een doorstromingsfonds is. Hij zal zijn betoog van verleden jaar niet her-
halen doch volstaan met het onderstrepen van de woorden van mevr. Cohen.
Wethouder Van Wijk antwoordt dat twee wensen bij mevr. Cohen leven,
waarvan er al één grotendeels vervuld is voordat zij die had uitgesproken.
Burgemeester en wethouders hebben juist in hun laatste vergadering zich
beraden over het bepalen van richtlijnen voor uitkeringen uit het doorstro-
mingsfonds opdat die uitkeringen niet te incidenteel en te gebrokkeld
zouden gebeuren. Verschillende van de voorwaarden door mevr. Cohen ge-
noemd zijn door burgemeester en wethouders in de regeling opgenomen.
Spreker heeft één voorwaarde aangetekend die hij wel van veel belang vindt
en die, voor zover hij zich herinnert, niet met zoveel woorden in de richt-
lijnen van burgemeester en wethouders voorkomt n.l. dat de woning die
vrijkomt ook ter beschikking moet komen van een gezin dat in de door-
stroming past en dus die woning niet voor de doorstroming verloren gaat,
waardoor eigenlijk maar half werk zou zijn gedaan. Spreker vindt dat in-
derdaad wel een noodzakelijke voorwaarde teneinde te bereiken dat de
vaak nodige medewerking van degene die de doorstromingsgelden ontvangt,
wordt verkregen. Ergens zal ook weer een beperking moeten zijn met be-
trekking tot het uit te keren bedrag. Zolang het resultaat van de gevraagde
enquête niet bekend is, kan met betrekking tot het bedrag van de uit-
kering uit het doorstromingsfonds niets gezegd worden. Het zal er hele-
maal van afhangen of er 1000 of 20 aanmeldingen zullen komen. Aan de
andere kant zal men, alvorens te zeggen of men naar eén grotere woning
wil verhuizen, willen weten welke vergoeding daarvoor kan worden ver-
kregen. Zouden er 20 aanmeldingen komen, dan kan men een hogere ver-
goeding geven. Een bepaalde belofte kan eigenlijk tevoren niet worden
gedaan omdat men dan aan alle kanten in dit opzicht gebonden zal zijn
en het doorstromingsfonds natuurlijk niet het fonds kan worden waar een
te groot bedrag invloeit. Op 1 januari 1967 treedt met betrekking tot deze
materie een geheel nieuwe regeling in werking welke een samenvoeging is
van oude regelingen. Deze zaak leeft op het moment in het college.
Van het houden van de gevraagde enquête ziet spreker de noodzaak nog
niet in, maar hij zal dit verlangen overbrengen aan het college voorzover dat
vanaf dit moment nog nodig is. Spreker meent dat het veel werk overhoop
halen zal zijn. Men zal hetzelfde effect bereiken als de regeling met betrek-
king tot de geldelijke tegemoetkoming bij doorstroming wordt bekend ge-
maakt. Dan krijgt men het omgekeerde van een enquête waarbij de ge-
gadigden zich zelf wel melden. Tot op heden is de gang van zaken een beet-