376 16 december 1966 men met de bouw van het Diaconessenhuis van start kan gaan, geen stag- natie zal optreden. Wethouder Van Wijk antwoordt dat dit met het verlenen van een vergun- ning ex artikel 20 der Wederopbouwwet het geval zou kunnen zijn, maar burgemeester en wethouders verwachten daar geen moeilijkheden mee. Een en ander is tevoren met de provincie overlegd. Het Diaconessenhuis kan ter plaatse komen en verder worden geen moeilijkheden verwacht. Spreker zou niet weten vanwaar die nog zouden moeten komen. PUNT 4. De heer Verkouw zegt dat het zijn bedoeling was met het stellen van deze vraag tot uitdrukking te brengen, dat naar zijn mening de verwach- tingen van het college wel wat hoog gestemd waren toen het college con- stateerde, dat niet alleen het investeringsprogramma voor 1967 kan worden uitgevoerd maar dat het daaraan ook verbond, dat bovendien nog andere nuttige voorzieningen zouden kunnen worden getroffen. Het iijkt spreker vooral daarom van beiang dit nog eens te onderstrepen omdat het z.i. beter is dat de krachten voor enkele objecten worden gebundeld en niet verspreid worden over talloze objecten. Spreker dacht dat het antwoord op vraag 4 een beetje in tegenstelling is met het antwoord op vraag 1, waarin het college schrijft: ,,Het komt ons dan ook weinig zinvol voor in een dergelijk tijdsgewricht een ambitieus programma te ontvouwen wanneer het prak- tisch zeker is, dat dit niet tot uitvoering zal kunnen komen." Spreker ge- looft dat het coliege en de bedoeling van sprekers vraag elkaar hier vinden. Het gaat er om alle krachten te bundelen teneinde een aantal projecten gerealiseerd te krijgen, hetgeen beter is dan die krachten te spreiden over vele objecten waarvan het bij voorbaat vaststaat dat zij toch niet te verwe- zenlijken zijn. Geen andere bedoeling zat er achter sprekers vraag. Hij hoeft daarop dan ook geen antwoord te hebben. Wethouder Corver moet zeggen dat het ook heel moeilijk zou zijn hier een antwoord op te geven. Het is uit de aard der zaak zo, dat burgemeester en wethouders zich onder de gegeven omstandigheden, wat de financiën betreft, zullen richten op die objecten waarvan zij realisering mogelijk achten, maar dat zij altijd in hun achterhoofd houden om, als de middelen er zijn, nog verder te gaan. PUNT 5. De heer Verkouw zegt dat burgemeester en wethouders antwoorden: „Kennelijk is de betekenis van deze door de vraagstellers uit haar verband gerukte passage aan hen ontgaan en hebben zij deze niet bezien in het licht van hetgeen daarna in de eerste alinea van blz. 7 der aanbiedingsnota door ons werd geschreven." Maar aan het slot van blz. 6 van de aanbiedingsnota schrijven burgemeester en wethouders: „dat voorts het totaal der voor- delige verschillen, dat der nadelige verschillen met rond f 51.000 overtreft, behoeft evenmin verwondering te wekken." Burgemeester en wethouders eonstateren dit feit en gaan dan verder: „Bij een geleidelijk oplopend kos- tenpeil als gevolg van de geldontwaarding zullen tal van uitgaafposten de neiging hebben met kleinere bedragen te stijgen doch deze stijgingen vallen bij de gestelde beperking tot de grote verschillen buiten het bestek van dit overzicht." Spreker zou het logisch gevonden hebben als hier had gestaan, natuurlijk vanuit sprekers visie gezien: „Het stemt het college tot vol- doening dat de voordelige verschillen die der nadelige verschillen met rond 51.000 overtreffen" en dat dan gevolgd was: „Hierbij moet evenwel be- dacht worden, dat deze voidoening enigermate getemperd wordt door de omstandigheid, dat rekening moet worden gehouden met het feit, dat door het oplopend kostenpeil enz. het bedrag van f 51.000 ook weer niet helemaal reëel is en dat er wellicht wat van afgesnoept zal moeten worden." Spre-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1966 | | pagina 6