444
16 december 1966
Hoofdstuk X. Economische aangelegenheden.
PUNT 79
Mevr. Vriesendorp zegt dat 8 jaar geleden ook over deze vraag is gespro-
ken en dat er daama niet meer op is teruggekomen. Spreekster is niet
helemaal tevreden over het antwoord van burgemeester en wethouders. Zij
schrijven dat 50 winkeliers, ondanks rappêl, nlet gereageerd hebben. Spreek-
ster wil graag weten welke branches deze 50 winkeliers uitoefenen. Zijn
het misschien groentehandelaren, die totaal geen belang bij een avondver-
koop hebben Spreekster gelooft dat het wel belangrijk is te weten welke
soorten winkeliers vöör en tegen hebben gestemd. Burgemeester en wet-
houders hebben hun best gedaan de mening van de vrouwenverenigingen
te peilen. Sommige verenigingen zeggen niet zoveel, andere zijn wat posi-
tiever. Spreekster weet niet wat hier het zwaarste moet wegen, de belan-
gen van de winkelier of die van de consument.
De heer Rutgers zegt dat het hier eigenlijk min of meer eenzelfde soort
onderwerp betreft als bij de sigarettenautomaten aan de orde was. Het
gaat om het algemeen belang en niet om wat de heren winkeliers willen.
Van de heren winkeliers zijn er 79 vöör een koopavond en dat vindt spreker
een vrij groot aantal. Er is één vrouwenvereniging die er ook in principe
voor is, al wordt er de voorwaarde aan verbonden van een zaterdagmiddag-
sluiting. Het is bekend dat, ondanks dat er nu een vrije zaterdag is een
hoop werkende vrouwen met een koopavond gebaat zouden zijn. Spreker
dacht dat de behoefte aan een koopavond leefde onder de bevolking en dat
blijkt ook wel uit een ontwerp-program van een nieuwe politieke partij n.l.
D 66. Dat is een partij met bijzonder veel goede ideeën die allemaal ook al
in andere partijen voorgestaan worden, welke partij daarom volkomen
overbodig is. Desondanks zijn de ideeën van D 66 naar sprekers mening
vaak heel goed. Eén van die goede ideeën luidt: „A an winkeliers moet
worden toegestaan op twee avonden per week hun zaak open te houden."
Welnu, mêt de nieuwe overbodige partij D 66 zou spreker willen vragen
in deze niet alleen te kijken naar de winkeliers, die liever geen koopavond
willen. Velen hebben er geen enkel belang bij, zoals mevrouw Vriesendorp
al gezegd heeft, omdat hun branohe zich helemaal niet voor een koopavond
ieent. Er zal een veel gedifferentieerder onderzoek moeten plaats vinden
om te weten in welke branches de winkeliers al dan niet voor een koop-
avond zijn. En dan nog zou spreker willen adviseren daar niet alleen op af
te gaan maar ook in ogenschouw te nemen het algemeen levend verlangen
bij de werkende vrouwen en mannen om 's avonds iets te kunnen kopen.
De voorzitter antwoordt dat burgemeester en wethouders een enquête
hebben gehouden die niet favorable is uitgevallen voor hetgeen mevrouw
Vriesendorp en de heer Rutgers bepleiten. Spreker meent dat het een goed
democratisch principe is dat de meerderheid de doorslag geeft. Van de
winkeliers zijn er 165 tegen het instellen van een koopavond. Hierbij kun-
nen de 50 die niet gereageerd hebben worden opgeteld, zodat er dus een
grote meerderheid tegen een koopavond is. Buitendien zijn de personeels-
bonden er tegen. De belangen van het personeel dat in winkels werkt mag
hierbij toch ook wel spreken. Als men een beetje vooruitkijkt kan iedereen
wel zijn inkopen doen op een dag die hem of haar het beste uitkomt.
Burgemeester en wethouders zien, naar aanleiding van de uitslag van de
gehouden enquête en het feit dat de personeelsorganisaties er tegen zijn,
geen reden het Instellen van een koopavond te propageren, nog afgezien
van het feit of dit werkelijk mogelijk zou zijn. De heer Rutgers zegt wel
dat de winkeliers een koopavond moet worden toegestaan, maar de win-
keliers willen blijkbaar niet.
De heer Rutgers zegt dat dit de winkeliers kan worden toegestaan maar